Amsterdam, die groote stad

Titel
Amsterdam, die groote stad

Jaar
1936

Druk
1936

Overig
1ed 1936

Pagina's
353



ment was en is te Amsterdam zeer populair. Het deed zich in verschillende gedaanten voor. Er was een klein model, dat de bewerker aan een breeden riem op den rug droeg; het had één poot, op welken het bij gebruik virtuoos in evenwicht werd gehouden en vertoonde aan de voorzijde gewoonlijk een lang-gerekte Pansfluit; het produceerde een geluid, dat men een mengsel van harmonica en doedelzak zou kunnen noemen.

Een later product was het piano-orgel, dat meestal door Italianen, die, evenals de eertijds alom-tegenwoordige Italiaansche schoorsteenvegers, wel Savoyaards of Ticineezen zullen zijn geweest, werd bediend. Het bracht inderdaad het geluid van een hamerklavier voort en werd dus in zijn tijd als een aanmerkelijken vooruitgang in de toonkunst van de straat beschouwd.

Ten slotte kwamen de groote, barbaarsch gesmukte orgels, gewoonlijk versierd met een houten juffrouw met een dirigeerstok, die, ongeacht de bedoelingen en voorschriften van de componisten der op het repertoire voorkomende werken, onveranderlijk twee-kwartsmaat slaat en vaak geflankeerd is door twee mannelijke figuren, die onderscheidenlijk bekkens en triangel bespelen in onwrikbaar rhythme — orgels, die een misbaar maken als een orkest van middelmatige bezetting. In de volksbuurten verleiden zij velen, vooral zeer jeugdigen, tot den dans, althans tot het geschuifel, dat tegenwoordig als dansen wordt beschouwd en waaraan zoowel het gracieuze als het extatische ontbreekt.

Maar, zooals reeds werd gezegd, de orgeldraaiers kunnen even weinig geacht worden te behooren tot het muzikanten-gilde als degenen, die een eboniet-plaat leggen in een gramophoon. Dus wenden wij ons tot hen, die een halve eeuw of zoo geleden het Amsterdamsche straatleven met hunne voordrachten luister bijzetten.

Dan verrijst het eerst het beeld van Blinden Dirk — een lange, schrale figuur in groen-verkleurde gekleede jas, een platte zwarte zijden pet op het hoofd en een bril met diep-blauwe glazen voor de lichtlooze oogen. Zijn instrument was de klarinet. Hij blies er schrille loopjes en trillers op, waaraan geen muzikaal touw was vast te knoopen. Hij zwierf door de geheele stad en zelden maakte men een wandeling, zonder hier of daar ’s mans uitermate onbekoorlijke muziek te hooren.

In alle opzichten anders was Joden-Saar, een lange, tanige vrouw, met wilde zwarte haren en dito oogen. Zij bespeelde de guitaar en ook zong zij wel eens. Gewoonlijk was zij van een of twee kinderen vergezeld. Zij woonde in het complex van stegen tusschen Reguliersbreestraat en Regu-liersdwarsstraat, dat de Duvelshoek werd genoemd — een krottenbuurt

4    49

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.