brand- en middelpunt van de kermis. Voor ongeveer zestig jaren werd de Waag afgebroken, het (later eenigszins gewijzigde) plantsoen aangelegd, Rembrandt werd er midden in geplaatst, de boekenstalletjes werden verbannen naar de Oudemanhuispoort, de Maandagsche markt naar het Amstelveld en de kermis werd afgeschaft. De meeste oude huizen verdwenen, café’s, hotels, theater, concertzaal werden gebouwd. Het oude plein werd het centrum van het Amsterdamsche vermaaks- en avondleven. Waar nu het Frederiksplein is, het plein vóór de Utrechtschepoort, werd veemarkt gehouden; er stonden ook de eerste cavalerie-kazernes. Toen Sarphati er Outshoorn het (later door brand vernielde) Paleis voor Volksvlijt liet bouwen, werd de veemarkt verplaatst naar hetgeen nu Lepelstraat, Nieuwe Prinsengracht, Nieuwe Achtergracht en Roetersstraat is en kreeg het plein het, ongetwijfeld fraaie, uiterlijk, dat het tegenwoordige geslacht kent.
De Nieuwmarkt heeft weinig verandering ondergaan, of eigenlijk in het geheel geene, als men buiten beschouwing laat, dat het eertijds open kolkje, midden op het plein, thans overdekt is. Vele tientallen jaren geleden werd het plein een nieuwen wand gegeven door den bouw van de vischmarkt. Zij is sinds lang niet meer als zoodanig in gebruik en zal waarschijnlijk eerlang worden gesloopt — eene gebeurtenis, die met vreugde mag tegemoet gezien worden, omdat alsdan het stadsbeeld een aanmerkelijke verandering ten goede zal ondergaan; want het gezicht van de Gelderschekade op de St. Anthoniespoort zal stellig bijzonder fraai zijn en dat van het plein over de oude stadsgracht naar den Schreierstoren evenzeer. Men zal het alsdan dubbel betreuren, dat de oude wipbruggen bij den toren verdwenen zijn — zooals het ook betreurd moet worden, dat de soortgelijke, doch veel grootere brug tusschen Kadijks- en Katten-burgerplein door een draaibrug werd vervangen.
Uit deze buurt is nog iets anders verdwenen, dat weliswaar geen deel van de stad en hare vaste stoffage, doch niettemin vele jaren lang een integreerend deel van deze contrijen was, namelijk het oude, statige fregat Admiraal van Wassenaer, dat als opleidingsschip voor marine-matrozen dienst deed. Niet alleen het schip, doch ook „de jongens van de Wassenaer” waren echt Amsterdamsch. Het is jammer dat zij verdwenen zijn, zooals het jammer is, dat niet zeer lang geleden de karakteristieke en gedistingeerde rood-zwarte kleedij der Burgerweezen werd afgeschaft.
De meeste dezer veranderingen — er zijn meer, doch slechts aan de voornaamste behoeft aandacht te worden geschonken — zijn aantastingen
3 33