In 1809 en vervolgens wierden deze Muuren veel afgebrooken er de Schansen en Bolwerken met Boomen beplant, maakende men van dezelve Wandelplaatzen.”
Het blijkt dus, dat de steenen buitenmuren gesloopt werden. Of de aarden wallen bleven, is niet duidelijk. Maar in elk geval werden er plantsoenen van gemaakt.
Had men het daarbij maar gelaten! Welke fraaie, min of meer geaccidenteerde parken heeft men te Utrecht, Alkmaar, Amersfoort, Middelburg, Leeuwarden, Zierikzee, voor een deel ook te Zwolle, te Haarlem, te Deventer en elders, uit de oude wallen weten te maken. En wat heeft men er te Amsterdam van gemaakt? De Marnixstraat en bijbehoorende kade, de Nicolaas Witsenkade en den Den Texstraat (nadat men daar te voren een gasfabriek had geplaatst), de Huddekade en de reeks militaire gebouwen (waarvan een thans Kankerinstituut) van de Spinozastraat tot het voormalige Funen (Czaar Peterstraat enz.) — nagenoeg alles van een troostelooze leelijkheid, met uitzondering van het Weteringplantsoen en het plantsoen bij de Rotterdammerbrug, beide wellicht overblijfselen van de beplanting, na het slechten van de wallen aangebracht, het Weteringplantsoen, te oordeelen naar den leeftijd van vele zich daarin bevindende boomen, zeker.
Later volgden het O.Z. Heerenlogement, aan den Grimburgwal (thans kinderkliniek van het Binnengasthuis), de Nieuwe Zijds kapel (Rokm-Kalverstraat, thans vervangen door een onbeteekenend bouwwerk van den architect C. B. Posthumus Meijes), tegen welks slooping hevig werd gestreden, niet alleen door vrienden van het oude Amsterdam, doch ook door het Roomsch-Katholieke Kerkgenootschap, vooral omdat deze Kapel nauw was verbonden met het Mirakel van Amsterdam, aan hetwelk de jaarlijksche nachtelijke Stille Omgang de herinnering levendig houdt.
Bovendien verdwenen tallooze oude en fraaie huizen in alle deelen der stad, ook op de hoofdgrachten, en in hunne plaats werden er gebouwd, onbelangrijk of positief leelijk, doch zelfs in het beste geval door stijl en kleur in disharmonie met de omgeving. Het is niet mogelijk een opsomming van deze calamiteiten te geven. Doch één geval verdient vermelding, namelijk dat van twee bijzonder fraaie huizen op den hoek van Keizersgracht en Westermarkt, toegeschreven aan Hendrick de Keijser, die, ondanks veel verzet, werden gesloopt en in wier plaats een even onbeteekenend als opdringerig huis werd gezet, dat het bijzondere karakter van den typischen, antieken pleinhoek vrijwel heeft vernietigd. Deze ge-
22