Bloemgracht, de Weteringpoort aan het einde van de Weteringstraat; het waren kleine poorten, waarvan slechts de eerstgenoemde ruim genoeg was tot het doorlaten van wagens, waartoe zij in 1776 was geschikt gemaakt. Elk bolwerk droeg een windmolen en elke windmolen droeg een naam. In de zooeven genoemde volgorde luidden deze namen aldus: De Bok, De Veerevanger, De Beer, De Kraai, De Palm, De Kat, De Hooijberg, De Blom, Victor, Groote Stinkmolen, Kleine Stinkmolen, De Liefde, Roode Molen, De Spiering, De Wetering, De Hoop, De Roode Haan, De Groen, De Bul, ’t Fortuijn, De Valk, De Hondt, De Ruiter, De Gooijer, Jaap Hannes, De Zon.
Het waren waarschijnlijk alle koren-, wellicht ook enkele oliemolens. De zaagmolens waren talrijker. Volgens den plattegrond van Van Baarsel, geteekend in 1795, bijgewerkt in 1806, waren er in het laatstgenoemde jaar acht en vijftig. Hunne namen waren: ’t Vriesche Wapen, ’t Amster-damsche Wapen, D’Eendracht, De Schelvisch, De Vijfhoek, De Witte Duif, De Steur, ’t Leidsche Wapen, ’t Blok, De Vreede, De Kat, De Star, De Buis, De Vrouw Magdalena, De Wolf, De Dommekracht, De Vergulde Haring, De Walrot, De Boom, De Windhond, Het Lam, De Wezel, De Eenhoorn, De Luijpaard, D’Otter, De Bijl, De Roo Koe, De Jager, De Kop, De Zwaan, ’t Bonte Kalf, De Schaapherder, De Roo Leeuw, De Haas, Cornelia, De Oude Visser, Het Heiblok, De Hoop, De Dolphijn, De Samson, De Molen van de Brouwerij, De Wereld, De Valk, De Kool, ’t Blauwe Hart, De Wip, De Haan, De Koning David (verfmolen), De Boterton, De Nachtegaal, De Vrouwenakker, Koning Salomon, De Witte Lelie, De Omval, De Vriendschap, De Prins, De Bijkerk, De Liefde, De Zaaijer, De Vrouw Maria.
Maar nu komt voor de eerste maal Willem Meijer aan het woord. Hij was in de eerste helft van de 19de eeuw wijkmeester. In zijne zeer merkwaardige manuscripten, uit welke straks meermalen gedeelten zullen aangehaald worden, komt een lijst van „Windkoornmolens” voor, onder welke zich vele bevinden, die op den genoemden plattegrond niet worden vermeld; over andere, die daar wel op staan, zwijgt Meijer, zoodat er tus-schen 1806 en 1840 waarschijnlijk sommige molens door afbraak of brand verdwenen en andere werden gebouwd. Meijer noemt verschillende, die ook op den plattegrond voorkomen; de daar niet vermelde heetten: De Vink, De Oranjeboom, De Zwaan, De Koe, Het Rottenest, De Roose-boom, De Vier Winden, De Spinder, Het Hoornsche Jagt, De Wolf, De Bonte Os, De Roomolen, De Sprong, De Steenen Molen.
Maar er blijkt nu ook een „stoommolen” te zijn, gelegen op den hoek van
13