HUWELIJK
G. Een huwelijk van een koheen (priester) met een gescheiden vrouw, een vrouw die Joods is geworden1, een zonah (vrouw van besproken gedrag) of chalala, een afstammelinge uit een huwehjk tussen een koheen en een voor deze verboden partner2. Letterlijk betekent chalala 'ontwijd'. De regel is dat een afstammeling uit een huweHjk van een koheen en een voor deze verboden partner, de status van die partner verkrijgt, dat wil zeggen geen koheen meer is.
Het verbod berust op het geschrevene in Vajikra 2173 en geldt nog steeds ondanks het feit dat het niet 100% zeker is dat degenen die wij als koheen betitelen ook werkelijk een afstammeling van Aharon (de broer van Mosje), de eerste Hogepriester, is4 .
Het is een niet ongewoon verschijnsel in diverse culturen dat men niet alleen binnen het eigen volk trouwt, maar ook binnen de eigen groep, de eigen kaste. Ook in het Romeinse recht kon standsverschil een huwelijksbeletsel zijn5. Hoewel de kohaniem geen kaste in juridische zin vormen, maar meer een sociale klasse, golden er toch beperkingen met betrekking tot de te huwen partners. Er is een verschil tussen de regels in Vajikra en die in Ezekiel 44:22. In de Talmoed6 wordt dit verschil weggeïnterpreteerd, hetgeen duidt op een ontwikkeling in het verbreden van de cirkels van huwelijkskandidaten. Dat wil niet zeggen dat er geen beperkingen meer overbleven. Bovendien kun je niet uitsluiten dat de kohaniem langer bleven vasthouden aan hun eigen tradities. Maar uiteindelijk werden binnen het Volk de kasten doorbroken en werd de Halacha dat kohaniem, levieten en israëlieten met elkaar konden trouwen7.
81
1 Deze wordt 'wettelijk' als zonah beschouwd, tenzij ze op zeer jeugdige leeftijd (< 3 jr) Joods is geworden; bKidd-78a. over 'Zonah' zie Hauptman, o.c. 90, pp. 90 en 100 (n.38).
2 bKidd. 77a.
3 Enin S.A.E.H. 6:1.
4 Epstein, Marriage Laws o.c. 52, pp. 308-322.
5 104 Van Oven, noot 60, pp. 454-455.
6 bKidd. 78b.
7 bKidd. 69a. Het volk wordt traditioneel onderverdeeld in Kohaniem, Levi'iem en Israël.