OVERZICHT VAN HET JOODSE HUWELIJKS- EN ECHTSCHEIDINGSRECHT
Sjammai zegt; door een denarius of iets ter waarde van een denarius, maar de School van Hillel zegt; door een peroetah of door iets ter waarde van een peroetah. En hoeveel is een peroetah? - Een achtste deel van een Italiaanse issar. En zij verwerft haar vrijheid door een scheidsbrief of door de dood van haar echtgenoot. De verweduwde schoonzuster wordt verworven door geslachtsgemeenschap, en zij verwerft haar vrijheid door chalitza (de ceremonie van het uitdoen van de schoen (Dew. 25:9)) of door de dood van haar zwager."1
Bij iedere manier van verwerven spreekt de man de woorden (of zet deze op het geschrift): "Jij bent mij geheiligd", of woorden van gelijke strekking, waarbij later de woorden werden toegevoegd: "volgens de wet van Mozes en Israël".
Huwelijks- en echtscheidingsovereenkomsten zijn in die zin verschillend van andere overeenkomsten, dat slechts één der partijen, de echtgenoot, de bevoegdheid heeft om deze te initiëren. Dit wordt gebaseerd op Dew. 24:1, waarin staat dat de man de vrouw een scheidsbrief geeft. De chaga-miem zagen dit als model voor alle huwelijks- en echtscheidingsovereenkomsten, hoewel dit wellicht niet zo is bedoeld.
In de Talmoed wordt uiteengezet hoe we dit moeten uitleggen2:
"De rabbijnen leerden: "Hoe wordt een vrouw verworven door geld?". Als een man haar geld geeft of het equivalent daarvan en tegenover haar verklaart, "Je bent hiermee voor mij geheiligd", of "Je bent hierdoor aan mij verbonden" of "Je bent hierdoor mijn vrouw", dan is ze aan hem verbonden. Maar als zij hem geld geeft of het equivalent daarvan en zegt "Ik ben hierdoor voor jou geheiligd" of "Ik ben hierdoor aan jou verbonden", of "Ik ben hierdoor jouw vrouw" dan is ze niet aan hem verbonden. Rabbijn Pappa wierp tegen: "Dus wanneer alleen hij het geld geeft en de verklaring aflegt dan is de verbintenis geldig, maar als hij geeft en zij verklaart dan is de verbintenis niet geldig? Maar vergelijk hiermee
48
1 Uit het woordgebruik in het Hebreeuws blijkt dat de vrouw onderwerp van de zin is en niet lijdend voorwerp. Hieruit wordt afgeleid dat zij slechts met haar instemming kan worden verworven.
2 bKidd 5b.