OVERZICHT VAN HET JOODSE HUWELIJKS- EN ECHTSCHEIDINGSRECHT
Il.i.e Post-Talmoedische Periode (600 tot heden)
De post-talmoedische periode wordt onderverdeeld in drie tijdperken:
1. De periode van de Geoniem, de geleerden die leefden in Babyion tot ongeveer het midden van de elfde eeuw1.
2. De periode van de Risjoniem, de geleerden die leefden inNoord-Afrika, Egypte, Spanje en het Franco-Germaanse gebied tot het einde van de veertiende eeuw.
3. De periode van de Acharoniem, alle geleerden van het begin van de vijftiende eeuw tot heden.
Gedurende de Middeleeuwen werd de Halacha geactualiseerd, aangepast door rabbinale verordeningen, takkanot genaamd. Het karakter van zo'n verordening was meer uitleggend dan rechtscheppend. Bekend, en van belang voor ons onderwerp, zijn de takkanot van rabbijn Gershom uit Mainz (960-1028), inhoudende een verbod op polygamie en de eis dat de vrouw niet tegen haar wil kon worden gescheiden2
Maar ook voordien werden al bepalingen uitgevaardigd om de ongelijke positie van de vrouw op het gebied van het echtscheidingsrecht te verbeteren. Op basis van deze bepalingen (dina demetivta: wetten van leerscholen) kregen de rabbinale rechtbanken de bevoegdheid om de man te dwingen zich van zijn vrouw te scheiden als zij verklaarde niet meer met hem te kunnen samenleven (ma'oes alai) omdat, in de woorden van Maimonides, de vrouw geen gevangene is3.
De Joodse leer in de posttalmoedische periode nam drie vormen aan:
1. Commentaar op vroegere bronnen - op de bijbel en de talmoed.
2. Wettelijke codificaties
3. Responsa
22
1 Voor een inzichtgevende beschrijving van hun activiteiten; Robert (Yerachmiel) Brody: "The Geoniem of Babylon and the shaping of Medieval Jewish Culture". Yale University Press. New Haven en London 1998 en zijn artikel; "Waren de Geoniem wetgevers?" in Sjenaton HaMisjpat Halvri n־i2 (1984-1986) pp. 298300 (Hebr).
2 Zie noot 25.
3 Yad, Hilchot Isjoet 14:8. Dit standpunt van Maimonides is omstreden; sommige autoriteiten menen dat in zo'n situatie de man niet kan worden gedwongen zich van zijn vrouw te scheiden. Zie S.A. E.H. 77:2.