OVERZICHT VAN HET JOODSE HUWELIJKS- EN ECHTSCHEIDINGSRECHT
De bronnen uit deze periode wijzen op een hiërarchisch georganiseerde rechterlijke organisatie met aan de top het Sanhedrin1. Het (groot) Sanhedrin bestond uit 71 leden en het zetelde bij de Tempel. Voor zaken betreffende het landsbelang was het Sanhedrin competent, bijvoorbeeld aangaande de Hoge Priester, een valse profeet, of zaken betreffende een stam (mSanh. 1:5). Het Groot-Sanhedrin moest voorts toestemming geven voor een 'vrijwillige oorlog2.
Voorts fungeerde dit Sanhedrin als de Hoge Raad en zijn uitspraken waren bindend voor de lagere rechters, in die zin dat het Sanhedrin niet als appèlcollege functioneerde, maar als hof voor prejudiciële vragen voor het kleine Sanhedrin, dat uit 23 leden bestond. Dit kleine Sanhedrin trad op zijn beurt weer op als prejudicieel hof voor het Beth Din (een gewone rabbinale rechtbank) dat uit 3 leden bestond.
Het kleine Sanhedrin was bevoegd voor kapitale delicten (mSanh. 1:1) en kon de doodstraf opleggen (mSanh. 1:4). Het Beth Din was bevoegd voor met geld waardeerbare zaken (mSanh. 1:1) en voor kleinere delicten waarop slechts een geldboete stond.
De leden van het kleine Sanhedrin werden benoemd door het Groot Sanhedrin; leden van het Beth Din werden benoemd door het kleine Sanhedrin (mSanh. 1:6). Om in het Groot Sanhedrin te kunnen worden benoemd, moest men in een lager college hebben gewerkt (Tos.Shek 2:2).
De gerechten werkten volgens door het volk geaccepteerde regels. In Tos. Eduyoth 1:3 lezen we dat de Halacha altijd volgens de meerderheid
16
1 vrijwillige oorlog) en een "milchemet mitswa" (een verpüchte oorlog). Bij de
2 laatstgenoemde moeten we denken aan een verdedigingsoorlog of aan de oorlogen die werden gevoerd bij het intrekken in het Land. Bij de eerstgenoemde moeten we denken aan oorlogen die gevoerd werden om andere volkeren te onderwerpen of ter meerdere glorie van een koning. Koning David consulteerde het Groot Sanhedrin als hij ten oorlog trok: bSanh. 16a.