STAD IN MIST.
De wolken komen gevallen,
En gaan de stad op-eten, Verslinden kaden en wallen En knagen huizen tot keeten.
En alles gaat vervagen,
En kerke-kap en toren Verdwijnen in wolken-magen, Zijn opgeslikt, verloren —
De boomen, angstig, schuilen Hun kruinen in nevel-vachten, En staan bedroefd te huilen; Hun tranen vullen de grachten.
De menschen zijn verlaten,
Ze schimmen door de stad,
En alles in de straten Is grijs en goor en nat —