Tintelingen

Titel
Tintelingen

Jaar
1922

Pagina's
71



SCHOONZICHT!

Hoe wonder-schoon zijt gij, Natuur!

Als ik zoo uit mijn venster gluur . . .

Een groote roode zee — van daken,

Een woud van pijpen — zwartsel braken, De musschen hup’len in de goot,

Een zwarte kat hapt vliegen dood — Vlak voor mij, in den gootebak,

Een muizen-lijk, een dorre tak,

Wat drabbig, kwabbig modder-water — Een groen-bemoste blompot staat er Met goren stronk, wat plant eens was, Verlaten in de zwarte plas.

En verder, bij mijn overburen — Die ook al naar het schoone turen — Een witte wasch van natte luiers,

Een bloemen-rek met schoeneschuiers, Een blauwe pan, een vogelkooi,

Een vliegekast, een rommelzooi. . .

M’n pen! Ik zweet er een gedicht!

Zoo overschoon dat vergezicht!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.