Kleeren zitten puikjes, Belorgnette luikjes. Kettinkje dat glimmert, Buikje wel-betimmerd, Sigaartje met een randje En een piek-fijn brandje, Bejuweelde pinkje — Jasses, vent, wat stink-je! Matig toch een beetje Je odeuren-zweetje I Lachje als gehinnik, Houding van hier-bin-ik. Kinnetje dat zwabbert, Wangetjes belabberd —
’t Is een sjovel boeltje, Darwinisten -smoelt j e.