HET LIED VAN DEN KUIPER.
Kom, jongen, steek je handen uit En pak het werk aan!
Ik win vandaag geen rooien duit,
Blijft zoo het werk gaan.
Klop-klop-klop-klop 1
Voeg de duigen, sla de banden,
Laat de krullen lustig branden, Klopperde-klopperde-klopperde-klop 1 Kuipen aan den grooten weg Het heeft z’n voor, het heeft z’n tegen; Maakt het kijken ook verlegen,
Je haalt d’r soms een prijsje weg: Klop, klop, klop!
Kom jongen, grijp je hamer vast En laat je handen gaan!
Ik heb een baantje dat je past Dus laat je speeltje staan. Klop-klop-klop-klop!
Kuipen wij het puik der puiken, Moeder kan wat geld gebruiken. Klopperde-klopperde-klopperde-klop! Loop een reisje in het rond,
Laat je tikker lustig tikken,
Strakjes komt de tijd van bikken, Werken maakt een gragen mond. Klop, klop, klop!