Wij bakkers zien er zoo wit, zoo wit,
Wij maken het kostelijk brood,
Onze zielen zijn koud, onze lijven verhit,
Wij maken het heerlijke brood.
De spuwende oven schroeit er ons vel En sloopt er onze krachten.
Wij bakkers, wij maken het voedzaam brood; Wij slapen onze dagen dood,
Dood maken ons de nachten.
Wij bakkers zien er zoo wit, zoo wit,
Wij maken het kostelijk brood.
Onze hoofden zijn leeg, uit ons lijf is de pit, Wij maken het heerlijke brood.
De oven vreet er ons merg, ons vet En smoort onze gedachten,
Wij bakkers, wij maken het voedzaam brood; De witte tering maakt ons dood,
Dood maken ons de nachten.
Wij bakkers zien er zoo wit, zoo wit,
Wij maken het kostelijk brood.
Onze lijven zoo mager, onze kaken zoo wit, Wij maken het heerlijke brood.
De hittende oven, zijn adem zoo fel,
Naar koelte van Dood ons doet smachten.
Wij bakkers, wij brengen het Leven in brood En bakken ons zelf een vroegen dood.
Dood maken ons de nachten.