1675-1875. De Synagoge der Portugeesch-Israelietische Gemeente te Amsterdam

62

aanvaard. Zij is nu in zoover gereed, dat zij ook u in de gelegenheid kan stellen van uwe liefde en sympathie door de daad te doen blijken, en heeft de eer u bij deze uit te noodi-gen het hierbij gevoegd inschrijvingsbiljet van uwe gewenschto handteekening te voorzien. De Commissie acht het overbodig, ja onkiesch, hier ecu woord van opwekking bij te voegen. De gehechtheid toch der P. I. Gemeente aan hare schoonc en statige Synagoge is te groot, te spreekwoordelijk, om hier ccnc nadere aanbeveling noodig te achten. Eén enkel punt wenscht de Commissie nog onder uwe aandacht te brengen:

Hier en daar in den lande konden Port. Israëlieten gevestigd zijn, die óf zelve óf wier voorouders eenmaal leden dezer gemeente waren en nog met genoegzame liefde daarvoor bezield, om in den aanstaanden feestdag belang te stellen. Mocht de Commissie die bij deze eigenlijk uitsluitend gemeentelijke aangelegenheid voorbijgaan ? De Commissie begreep van neen en heeft dus haar werkkring ook tot do buiten Amsterdam wonende leden van het P. I. kerkgenootschap in Nederland uitgestrekt. Zij vertrouwt, dat deze zienswijze gerccdelijk door u zal gedeeld worden.

De Algocdc zegenc het aangevangen werk en doe ons den vreugdedag in voorspoed bereiken!

De Commissie:

A.    L. SÜASSO Je., Voorzitter.

B.    H. DE LA PüENTE Je., Vice-Voorzitter.

D. H. DE CASTRO Mz., Penningmeester.

J. SEQUEIRA, Secretaris.

S. MENDES DA COSTA.

J. LÉON.

J. VITA ISRAËL.

Aan de leden der P. 1. Gemeente alhier.

In het voorjaar van 1875 bracht deze Commissie in eene vergadering van hijdragende gemeenteleden haar rapport uit, waaruit bleek, dat hare pogingen met een gunstigen uitslag bekroond waren. Voor