noemd worden.” — Stelt raeu elke oorzaak, die den geschiedschrijvers tot zulke uitspraak geleid heeft, ter zijde, en let men slechts op de belangstelling, door de telgen van dit Stamhuis in de Amsterdam-sche Portugeesche Synagoge getoond, en op de hartelijke wijze, waarop zij daarin bij hunne veelvuldige bezoeken ontvangen werden, dan reeds zijn er bewijzen in overvloed, om zulk oordeel ten volle te wettigen. Over het bezoek van den Stadhouder Willem 111, onder wiens regeering de Synagoge werd ingewijd, hebben wij reeds boven gesproken. Prins Willem V °°) vereerde dit gebouw tot tw7ee malen toe met zijne tegenwoordigheid: de eerste keer in 1768, vergezeld van zijne gemalin, den Hertog van Bronswijk-Wolfenbuttel, Burgemeesteren, Schepenen, Schout enz. 91); de tweede maal in 1788, waarover men in de Amsterd. Courant van 9 September 1788 het volgende leest:
>Zodra de Hcercn Parnassins van do Portugeesche Joodsche Natie, het voorloopig bericht kregen, van met een bezoek der Vorstelijke Famielje, in hunuo Synagoge, vereerd te zullen worden, deden dezolven, aanstonds, do vereischte toebercidsols niaakcn ten einde Neerlands Edlen Erf, Stadhouder, met die achting en eerbied te ontvangen, welke eenigermate.bekwaam was, de gevoelens van hun hart uit te drukken, en zulks op dcesc wijse: De gewoono zitplaats van Hcercn Parnassins was in 't geheel overdekt, met een blaauw fluweel Nassaus Kleed, geborduurd met Goud en Zilver; het Verhemelte van Vooren, was in ’t Hebrocuwsch met Gouden Letters geborduurd, uit Jesaja Kapittel 42 vers I. De Zijstukken en Bovenhaugcrs waven van geel Satijn; tegen de Muur was in ’t midden van ’t Kleed een geborduurde W, met een Kroon er boven; de Boeken Moses waren op ’t allerprachtigste vercicrd, en zelf twee daarvan met een Kroon daar boven; tot gemak van do