vatten wij het voornaamste, dat ons uit Franco Mendes en gemeentebescheiden is ter kennis gekomen, als volgt te zamen.
„Op 20 December 1777 werd in de Synagoge gepubliceerd, dat de dief in handen der Justitie was en reeds verscheidene voorwerpen uit handen van den magistraat80) dezer stad terug ontvangen waren, waardoor groote vreugde te weeg werd gebracht, vooral daar men gewaar werd, dat geen gemeentelid aan het misdrijf schuldig was, maar zekere Jacob de Groot, knecht van den smid Warenar, die dan ook op 28 Januari 1778 op het schavot kwam, met 104 (?) gecsclslagen en brandmerk gestraft werd en gedurende 60 (?) jareu in het Rasphuis opgesloten bleef. Van de terug ontvangen voorwerpen — mantels en dekken — verkeerden de meesten in zeer gehavenden toestand. Ze werden, deels door de Parnassim Isaac en Jacob Sa dom on Guttieres, deels voor rekening der gemeente hersteld. De kostbare kan kwam evenmin als de met juweelen bezette mantel terug. Ter vervanging van do kan, werd in 1780 ceno nieuwe (vgl. aant. 84) bij de goudsmeden Gebr. Peiroi.lt aangekocht. Van de ontvreemde waarde kwam, na onder-handeling, een bedrag van ƒ 1400 terug.”
„Groot was steeds de getrouwheid der Neder-landsche Joden aan hunne vorsten, voorbeeldeloos hunne verknochtheid aan het Huis van Oranje, dat hen ten allen tijde op de meest edelmoedige wijze beschermde en een band van wederkeerige gehechtheid had doen ontstaan, die onverbreekbaar mag ge-