cn smachtend richtten zij den blik naar de gewesten, die voor hen een veilig toevluchtsoord zonden zijn en waar zij het opgedrongen geloof ongehinderd konden afleggen. Vooral Amsterdam, waar sedert 1578 eene zoo gelukkige wending van zaken had plaats gegrepen, trok hun aandacht, en in 1590 -) zetten daar de eersten hunner den voet aan wal. Het waren Manuel Lopez Pereyra, zijne zuster Maria Nünez en hun oom Miguel Lopez. Hun tocht was niet voorspoedig geweest, want eerst hadden zij eene ontmoeting met Engelsche kapers, die hen naar Londen ophrachten, en toen zij, na een — zooals de traditie zegt — avontuurlijk verblijf aldaar, weder koers naar onze gewesten zetten, werden zij door storm op de Oostfriesche kust geworpen. Later volgden uit Portugal Mayor Ro-driouez, moeder der beide eersten, met haar’ zoon Antonio Lopez Pereyra en hare dochter Justa Pereyra, alsmede eenige leden der familie Men des Pranco (A°. 1598) 3).
Al aanstonds wijdden zij hunne zorgen aan de uitoefening van hunnen godsdienst, waartoe zij «vergingen, na door Mozes Uri Levi besneden en onderwezen te zijn. Veel hadden zij daarbij te danken aan dezen waardigen Kmdenschen rabbijn, met wien zij gedurende hun verblijf in Friesland kennis hadden aangeknoopt en die hun overkomst naar Amsterdam krachtig bevorderd had. Met volle recht mag hij dan ook als een der grondleggers van de Amster-damsche Sefardische gemeente aangemerkt worden. Nog twee andere mannen staan om hunne verdiensten bij de eerste vestiging der Portugeesche Joden