zóó goed geleerd hoe dat niet moet, dat we waarschijnlijk de eersten in de wereldgeschiedenis zullen zijn die dat nu eens eindelijk behoorlijk opknappen. Wij hebben een adelsbrief waaraan wij de richtsnoeren zullen ontleenen: de eeuwenheugende en eeuwen-overlevende magna charta der gerechtigheid die Thora heet. „Den vreemdeling zult gij niet verdrukken noch hem kwellen..”; „Gij zult den vreemdeling liefhebben als u-zelf...” Heusch, de wereld kan dit het volk van het Boek toevertrouwen: wij zullen hóór eereschuld tot de laatste penning betalen.
Maar om tot de actueele werkelijkheid terug te keeren na deze omdoling in de imponderabilia van Israëls geestelijken schat: ook dit gansche verhaal van verdringing van de Arabische bevolking is pure — of zeggen we liever zeer impure — demagogie. Nog afgezien van het feit dat zij. zoo nodig, in de aangrenzende Arabische landen onuitputtelijke levensruimte kan vinden voor haar bevolkingsaanwas, er is ook eindeloos ruimte in het Palestijnsche gebied. Niet voor de aartsvaderlijke agronomie van den Arabier, maar wel voor de moderne methoden van de Joodsche jisjoew. Die maakt verwilderde vlakten tot bloeiend, vruchtbaar land: de Emek Jisreëel in het Noorden is er het bewijs van dat vriend en vijand eerbied afdwingt. Maar in het Zuiden ligt de Negew, de onbegrensde havelooze wildernis, die Engeland als strategische basis op het oog had. maar die Joodsche vlijt en scheppende vaardigheid beloven om te tooveren in even bloeiende en vruchtbare aarde als onze beste sappige Hollandsche bouw- en weidegrond. Hier. achter de bergen der duisternis die de bewoonde wereld scheiden van het grauwe niets — „een land van dorheid en schaduw des doods, een land waar geen mensch doortrekt en waar geen mensch woont” — heeft Joodsche kunde en verbeeldingskracht, Joodsch doorzettingsvermogen en de tanden op elkaar klemmende arbeidslust op zich genomen, door een vernuftig drai-neeringssysteem bewoonbaren en rijken bodem te scheppen voor ongetelde honderdduizenden. Maar in Palestina is geen ruimte, en wordt de Arabier weggedrongen — de Arabier die zóó tot mènsch zal worden gemaakt! — zeggen de pan-Arabische propagandisten die beducht zijn voor hun duiten en hun macht en Engeland stamelt het geschrokken na en stuurt zijn oorlogsschepen en soldaten langs de Palestijnsche kusten om een nieuwgeschapen volk de thuisvaart te beletten.
En rondom deze dingen ranken de woekerplanten van internationale kuiperij en hebzucht, van prestige en petroleum en sleutelposities, en op den rug van een geschonden en armzalig volk dobbelen de grooten der aarde om gewin en macht en machtsbehoud. Dóór is het waar het Palestina-vraagstuk in den knoop zit; dat wij het, zonder deze complicaties, met de Arabische
81