kleine boer, die nog met zijn houten ploeg rondscharrelt op een zuur en armelijk stuk grond, kijkt zich de oogen uit aan de welvaart, aan de beschaving, aan het cultuurpeil van den Joodschen kolonist, waarom hij niet? Maar hij is de uitgemergelde hoorige van de Effendi’s — de rijke landheeren, die in hun sérails den gebraden haan uithangen van zijn onbeschrijfelijke armoede. En aldus wordt het vuurtje van de onrust van boven-af aangestookt.1)
Deze situatie is overigens niet alleen Palestijnsch; zij is „Pan-Arabisch”, alle staten der eerzame „Liga” gemeen. Illustratief is in dit opzicht een artikel over de sociale toestanden in Egypte uit „Het Vrije Volk” van 26 Juni 1946, dat jammer genoeg hier niet in zijn geheel kan opgenomen worden; jammer, omdat de schrijver ook andere aspecten toont die het sociale en nationale probleem in Palestina en Egypte gemeen hebben en licht werpen op de Arabische machinaties in eerstgenoemd land. Maar wat wij hier citeeren is toch uitermate leerzaam met betrekking tot de sociaal-economische achtergronden van wat er thans in Erets Jisraël gaande is.
„Het toch al rijke Egypte is welvarender dan ooit uit dezen oorlog te voorschijn gekomen. Leveranties aan de troepen, uitvoering van groote werken ten behoeve van de gealliëerdo oorlogvoering en de hooge exportprijzen voor landbouwproducten, hebben milliarden winst opgeleverd. Maar hiermede is nog geen verbetering gebracht in de schreeuwende maatschappelijke toestanden in dit land, waar nog altijd het leeuwendeel van het maatschappelijk vermogen in handen is van een vijfhonderd families, die tevens de grond bezitten, welke tegen hooge huur wordt uitgegeven aan een doodarm plattelandsproletariaat. De Egyptische boeren, de „fellahin”, die ongeveer 90 pet, van de totale bevolking uitmaken, leven in een hartverscheurende armoede. Hun gemiddelde inkomen wordt beneden de 20 pond per jaar geschat, hetgeen omgerekend in Hollandsch geld neerkomt op minder dan vijf gulden per week. Samengepropt in armzalige leemen hutten, verkommeren ze op een miserabel menu van brood en uien, geteisterd door ernstige volksziekten als de z.g. Egyptische bloedarmoede, de tuberculose en de bilharzia, een kwaal die door wormen wordt veroorzaakt”.
Het is dezelfde feodale uitbuitersklasse der Effendi’s die in Palestina het Arabisch chauvinisme aanblaast en daarvoor grif den steun en den bijval onder zijn soortgenooten in de andere Arabische
!) ......Arab nationalism, which is scill exclusively a middle class movement with no vital
interest in the social problem of the fellahin or the industrial workers.” R. H. S. Crossmann, M. P. (Labour Party).
78