ophalend den draak steken met den rotsvasten wil om alle samenspannende, tegenwerkende krachten ten spijt, Palestina te maken tot het land der Joodsche veiligheid en der Joodsche waardigheid, die angstig en meewarig het hoofd schudden over het verbitterd optimisme, waarmede de geestdriftige rest voortgaat uit de stroo-men naar het land van zijn hoop, legaal als het kan, „illegaal” als het niet ènders kan, in het besef dat er een hooger wettelijkheid bestaat dan Engelsche patrouille-booten en militaire politie, tanks, prikkeldraad en Nazi-allures. Er is een kleinhartige angstvalligheid die waarschuwt dat dit een nieuwe kinderkruistocht wordt die bloed zal hoopen op bloed >en gevallenen op gevallenen. Maar het is een prediken aan doovemans deur, omdat, zoolang de wereld bestaat, tegen elementaire historische krachten de redenatie en het hoofdschudden nog nooit hebben kunnen optornen. Die gaan hun weg, zooals de vliegende storm het doet wanneer de hemel de deuren van den wind heeft opengezet. De strijd voor menschelijk en goddelijk recht en voor vrijheid en een onbedreigd bestaan van hun volk, heeft millioenen-legers te wapen gedreven en honderdduizenden hebben willig den prijs van hun jonge leven ingezet. Moeten wij kleiner zijn dan dezen? En de bloedschuld zal kleven aan wie hun woord hebben geschonden.
Want wat met betrekking tol Palestina dreigt te geschieden, behoort tot de grofste rechtschennis die de historie ooit te zien heeft gegeven. Het zou alweer den omvang van deze kleine schriftuur overschrijden hier een gedétailleerd exposé te geven van alle kanten en facetten van het Palestina-vraagstuk, van alle belangen en intrigues waarmede het vertroebeld wordt. Maar enxele saillante punten verdienen toch in het volle licht te worden gesteld, al zal het beeld onvolledig zijn. In de eerste plaats dit: dat de verhouding tusschen de Arabische en de Joodsche bevolking in Palestina goed is, dat het verzet tegen de Joodsche kolonisatie niet van den eenvoudigen fellah uitgaat en deze er ook niet in betrokken Is. Immers, de eenvoudige Arabische arbeider, de primitieve Arabische boer, ziet drommels goed dat hij van de moderniseering van de Palestijnsche verhoudingen, zooals deze door de Joodsche immigratie tot stand komt, alleen maar beter kan worden. De welvaart neemt toe. de landbouw werkt met moderne methoden, moderne steden verrijzen, sociale zorg, de gezondheidszorg in het bijzonder, de woningtoestanden gaan reiken naar Europeesch niveau, overtreffen dat zelfs in verschillende opzichten. En hier ligt de kern van het probleem. Want de Arabier in Palestina leeft nog op een peil en in verhoudingen welke niet boven die van den tijd der aartsvaders uitkomen! Gevolg: „begeerte heeft hem aangeraakt”. zooals het in de „Internationale” heet. De gedweeë
77