menigte. Daar zij bovendien niet alleen de oorzaak van deze nieuwe ontlading van anti-semitisme opheldert maar als een sleutel past op vrijwel alle ontladingen daarvan door de eeuwen heen, houdt zij nog een andere belangrijke consequentie in.
Het anti-semitisme, als een ontlading van niet-bewuste affecten, voor argumenten der rede niet bereikbaar, kan slechts verdwijnen waar zijn primaire oorzaken worden weggenomen: leed en haat, dus in maatschappelijke orde zonder oorlog en gebouwd op gerechtigheid. Of-., daar waar geen weerlooze Joodsche minderheid is om zich op af te reageeren.
Deze laatste oplossing is die welke het Zionisme voorstaat en tracht te verwezenlijken. Ondanks alle hindernissen waarmede deze oplossing te kampen heeft, lijkt zij, ook al omdat zij de instandhouding van het Joodsche volk en zijn cultuurbezit bewerkt, realistischer dan wachten op een gelouterde menschheid op een gelouterde aarde. Natuurlijk geloof ik in de „overwinning van progressiviteit en humanisme”, zooals ik onlangs in een vooruitstrevende periodiek dit ideale wereldbeeld omschreven zag; ik
zou geen van kindsbeen af met de idee der Messianiteit beladen
Jood zijn ais ik het niet deed, maar het Koninkrijk Gods is geen
staatsfonds om in te speculeeren. Vooral niet è la hausse. En Palestina kan men opbouwen met troffel en houweel; dat is,
wat de Jood noemt: „taglith” — realiteit.....
* * *
Een mogelijkheid tot misverstand moet hier worden weggenomen. Wanneer wij de toegenomen anti-Joodsche mentaliteit in Nederland signaleeren en analyseeren en deze mentaliteit zelfs door een donkeren bril bekijken, wii dat volstrekt niet zeggen dat wij het Nederiandsche volk in staat achten tot monsterachtigheden als in het Tsaristische Rusland aan de orde van den dag waren, in Polen nog aan de orde van den dag zijn, en waarop het nationaal-socialistische Duitschland de kroon der barbarij gezet heeft. Dóórvoor is het Nederiandsche volk een te goedaardig en in wezen te beschaafd volk, is de macht der humanistische traditie te sterk, de invloed der geestelijke bovenlaag te groot. Het is niet vrees voor bloedige Jodenvervolgingen die ons beweegt on evenmin die voor wettelijke discriminaties. Zooals wij reeds met betrekking tot de numerus clausus opmerkten: voor het zóóver komt, zou er in Nederland heel wat moeten gebeuren! De anti-Joodsche stemming realiseert zich maatschappelijk en niet politiek en de kans is gering dat ons staatkundig bestel er door zal worden
68