De tocht is ten einde. Terug langs denzelfden hachelijken weg. Ik heb mijn zin gekregen: ik heb de puinhoopen der synagogen gezien. Het was geen pleziertocht. ,Het obstinate rhythme dat in mijn hoofd dreunt is: Choerbèn, Choerbèn, Choerbèn.,..
En op de thuiswandeling bedenk ik: in mijn kinderjaren heb ik geleerd dat, als men een verwoeste synagoge ziet, men een lof-spreuk richt tot Hem, „Die een rechtvaardig Rechter is”. Dat leek zoo vreemd. Een verwoeste synagoge? Nu ja, in verre, barbaarsche tijden, of heel ver weg, waar nog niet was doorgedrongen wat wij leerden beschaving te noemen. In Rusland bijvoorbeeld. Maar hier in dit goede, warme, veilige Holland? Neen, peinsde mijn jonge hoofd, die beracha1) zou ik wel nooit zeggen! En er was ook een beracha bij het zien van een herbouwde sjoel: dank aan Hem, die het gebied der beroofde weduwe herstelt. Zal ooit deze lof-spreuk op déze plaats gesproken worden? Ik vrees....
1
Beracha; lofspreuk. 16