de zin van het gebed een vonk in de ziel ontstak en die zoo zang eti woord boven hun stoffelijke grenzen uithief tot de sfeer van het immateriëele. Aldus moet het gezang der Malaché Hasjaréth*) zijn. Hij was een der laatsten die den geest en de techniek der zoo afzonderlijke Chazanade1 2) der Sefardiem 3) ten volle meester was en doorvoelde. Hij was een meester wien alle chazanaal effect- en succesbejag vreemd was. Hij had geen „mooie” stem
— het was een stem als van metaal, maar van een wondere ver-teedering, en die stem liet de transparant-verdroomde, van mystiek doorhuiverde Chazanoeth2) van den Portugeeschen ritus door de wijde ruimte zweven, tot in de uiterste hoeken verstaanbaar; klaar, beeldend, scherp-geprofileerd, door ontroering en beleving gedragen. En parelend vloeide het zoetgevooysd Hebreeuwsch in zijn woord voor woord te volgen recitatief van zijn lippen; in zijn vertolking kon zelfs de nuchtere zakelijkheid van Bamé Madlikien of Pitoem Haketoreth4) tot een verfijnd kunstzinnig genot worden. Ik geloof niet dat wij iets, hieraan gelijk, ooit weer zullen hooren
— wij, dat wil hier zeggen de weinigen die voor deze zuivere
schoonheid openstaan. Moge zijn ziel gebonden zijn in den bundel des levens, mèt alle vromen en gerechten der eeuwen.....
* * *
Van de „Snooge” naar den overkant van „het Plein”, il n’y a qu’un pas. In afstand. Maar welk een schrijnende tegenstelling. De onbeschadigde glorie daar, het grauwe ledig aan de andere zijde. Hier zijn geen woorden dan, misschien, die van het oude boetgebed uit den tijd van het Romeinsche schrikbewind. „Onze liefste oogenlust vernietigd, onze luister verwilderd, ons heiligdom verwoest, onze paleizen een puinhoop, de schoonheid van ons land aan barbaren uitgeleverd.....”
De vierhoek der synagogen der „Hoogduitsche” gemeente: de „Neije” en de Groote „de Obbene” en de Drittsjoel”.5) De verkenningstocht wordt een halsbrekende onderneming met behulp van een ladder die mijn geleider en ik moeten meesleepen op onze hals- en hartbrekende tournée welke omhoog en omlaag voert: langs glibberige platjes, balanceerend over balken boven een gapenden afgrond, door ingestorte kelders en over hoopen puin — aandenken van Amaleks kerkschenders die hier hun rooversinstinct hebben botgevierd. Uit de diepten van een keldergewelf - in dubbelen zin „Mima’amakiem” G) — heb ik aanschouwd wat eens het statige en elegante interieur was der achtiend’ eeuwsche Nieuwe Synagoge —
14
1
De engelen rondom Gods troon. 2) Chazanade, Chazanoeth, de kunst der synagogale
2
muziek. 3) Sefardiem, Iberische joden. *) Fragmenten uit de Rabbijnsche literatuur die In
3
,,spreekgezang” worden voorgedragen. 5) Neije Sjoel, Nieuwe Synagoge: Obbene Sjoel, ,,boven
4
kerk”, een kleinere synagoge, boven een andere gebouwd; Drittsjoel, „derde synagoge”, chrono
5
logisch het derde der bedehuizen van de Amsterdamsche „Hoogduitsche” gemeente- e) „Uit de diepten” (Ps. 130).