Sjoterim in Egypte

4 (104)

zonder twijfel aan den staat, en, gelijk ik hoop te bewijzen, zijn collega in lateren tijd eveneens.

Het is immers duidelijk, dat deze dekatarchai een soort bemiddelaars zijn tusschen de werklieden aan de eene zijde en de ambtenaren en den Staat aan den anderen kant. De flaa. yecogyot vermelden hun dekarchia, zijn dus daaraan kenbaar en blijkbaar onder dezen naam geregistreerd. De dekatarchai stellen trekdieren beschikbaar, die gerequireerd zijn van staatswege, natuurlijk namens hun groepen; vergelijken wij hiermede een ostrakon, waarbij aan een yga/u/iaxevi; xxrjvoxQÓycov (schrijver van een vereeniging van ezelhouders) wordt opgedragen een ezel beschikbaar te stellen voor transport van staatswege ¹), dan zien wij hier een duidelijke parallel: de schrijver is, al is hij wellicht een der ezelhouders, in elk geval door den staat aangesteld; hetzelfde is dus met groote waarschijnlijkheid ook voor den dekatarch te vermoeden. Ook de dekadarchai der Arabieren hebben het recht zich in financieele en administratieve zaken tot de vertegenwoordigers van het staatsgezag, of hen, die hun plaats innemen, te wenden. En ook bij de steenhouwers treden de d. voor hen op, als een ambtenaar zijn plicht niet doet; een scheidsrechter beslist dan tusschen hen ²).

Het voornaamste argument — en een, waardoor m.i. tegelijkertijd de bezigheid van sommige dezer Ptolemaeïsche óexaxdoyai bepaald wordt — lijkt mij gelegen in eenige papyri, die, zoover ik weet, in dit verband nog niet beschouwd zijn, uit de collectie-Zeno en die hierdoor tegelijk, zoo ik wel zie, een verklaring ontvangen. Ik zeg: sommige dezer dekatarchai; want wij zullen — wat Oertel³) in ander verband al heeft aangegeven — moeten onderscheiden tusschen dsxax. van /fo<r. yecogy., waarbij de ft.y. veel onafhankelijker zijn en voor zich zelf durven en mogen opkomen, en die van arbeiders (niet-landbouwers), half-hoorigen of slaven (krijgsgevangenen) bij

¹

   P. M. Meyer Gr. Texte 81.

²

   Fl. Petr. pap. II, 4.

³

   Die Liturgie, p. 12.