bleek mij bij onderzoek dat Wikken reeds lang geleden op iets dergelijks de aandacht had gevestigd (Gött. Gel. Anz. 1895, 147). Toch bleef èn de kwestie zelve èn de overeenkomstigheid belangwekkend genoeg om er aandacht aan te wijden, vooral toen nieuwe papyri, met name de Zeno papyri (een archief van het beheer van een landgoed omstreeks 250 v. Chr.) enkele nieuwe gegevens en daarmede ook enkele nieuwe moeilijkheden brachten.
Dekatarchai — ook wel dekadarchai of dekatarchoi of dekanoi of dsxaToxvgioi — zijn uiteraard „leiders van tien” of „tienmannen”. Zij komen in verschillende bevolkingsgroepen voor in de papyriJ): als hoofd van een groep fiaadixoi yecoQyoi, pachters van het koningsland (die tot arbeid op het koninklijk domein verplicht zijn (een parallel dus); als hoofd van /foor. yewQyoi en arbeiders, die aan dijken en slooten werken onder verplichten arbeid; van steenhouwers; van ezeldrijvers; van gendarmes; als verantwoordelijk voor het vereischte aantal bij requisitie van trekdieren12) (verplichte arbeid); ten slotte in den tijd van de Ptolemeeën als hoofd van groepen Arabische herders in Egypte3).
Reeds hieruit valt op te maken, dat zulk een verdeeling in groepen van tien in Egypte iets gewoons moet zijn geweest. De vraag rijst nu eerst, of men dit gebruik als een oorspronke-lijk-Egyptisch dan wel als een uit Griekenland ingevoerd moet beschouwen.
Beide is mogelijk, wat het getal betreft. Doch het is bekend, dat zulke groepen van tien in het Nieuwe Rijk (1580—1100) dikwijls voorkomen. Révillout4) spreekt hier terecht van „brigades” de5 et „brigades” de 10 hommes”, die men op elk veld van werkzaamheid van de Eg. fellachen en de slaven vindt. Inderdaad vormen deze „legers” niet alleen van soldaten, maar
1
Het beste overzicht bij P. M. Meyer, Griech. Texte, p. 189; daarna deZeno-papyri, de Berl. Griech. Urk. VI en enkele andere.
2
Pap. Soc. Ital. VI 675; vgl. Edgar Zen. pap. Mich. 113.
3
P. S. I. V. 538.
4
Précis du Droit égyptien, p. 5.