ren, zijn bestaan vindt. Dus nooit onder liet kapitalistisch uitbuitingssysteem.
Men bedriegt eenvoudig — al geschiedt dit ook volkomen onbewust — de geheele arbeidersklasse met zulk eene formule, die met behoud van het privaat-bezit eene hersenschim is. Eene utopie van de meest onwetenschappelijke soort, erger dan er ooit eene heeft bestaan. Zulk arbeidersbedrog op groote schaal is m. i. vrij wat erger, dan hetgeen van vrijzinnig-demokratische zijde den soci-aal-demokraten verweten wordt, dat zij bij de propaganda voor „Staatspensioneering” zouden bedrijven.
Ik geloof niet, dat wat een mijner partijgenooten ducht, van hetgeen met deze formule wordt bedoeld, het gevolg zal zijn van het economisch-willen der vrij-zinnig-demokraten. (Bladz. 59). Als het op iets uitloopt, dergelijk gepraat zonder zin, dan zal het op een fiasco wezen. Maar het is wel vermakelijk, dat menschen als Prof. Treub, die er maar niet van kan uitscheiden in zijne brochure, hoezeer wuj sociaal-demokraten in strijd met ons eigen beweren, niets dan „utopisten” zijn; mank gaan aan klaarheid van voorstelling omtrent hun eigen willen op economisch-politiek gebied.
Natuurlijk is het volkomen juist, dat die „vermindering der ongelijkheid in de verdeeling van het maatschappelijk inkomen en het maatschappelijk vermogen”, praktisch en consekwent zou moeten uitloopen op gelijke goederenverdeeling, gelijk „de Kroniek” schreef. De economische fout in den gedachtengang van alle „vooruitstrevende” economisten onzer dagen is het dan ook, dat zij zich altijd op eene zijde van het vraagstuk, dat der verdeeling blind turen, terwijl zij van de veel be-langrijker zijde, die der voortbrenging, maar liefst in ’t