rialistische beschouwing der samenleving en, zegt hij : „Die leer (van den klassenstrijd) is een rechtstreeksch uitvloeisel van de wijsgeerig logische beschouwing, welke aan de opvatting van Marx en Engels over het maatschappelijk leven ten grondslag ligt” (bladz. 24).
En dan krijgen we eenige bladzijden door, een aperçu van het historisch materialisme, waarvan wij nu niet juist kunnen zeggen, dat het bijzonder kan bogen op helderheid van voorstelling en juistheid van begrip.
Prof. Treub wekt zoodoende den mallen indruk, dat als Marx en Engels niet aan Hegelsche philosophie hadden gedaan en uit deze. zich niet hunne wijsgeerig-histo-rische wereldbeschouwing hadden gevormd, dat er dan van het bestaan van den klassenstrijd eigenlijk geen sprake meer zou wezen !
Dat komt ervan als men een tijdlang zooveel zware, te zware lektuur moest verduwen als de heer Treub schijnt gedaan te hebben. *)
Zeer zeker hebben Marx en Engels den klassenstrijd als de drijvende kracht beschouwd in den vooruitgang onzer samenleving ; als zoodanig heeft volgens hen de klassenstrijd steeds dienst gedaan en doet hij dat in deze kapitalistische maatschappij eveneens.
Die klassenstrijd vindt zijn oorsprong in de klasse-tegenstellingen die er in elke maatschappij aanwezig waren, van af de verdwijning der primitief-communistische samenleving, tot aan de huidige toe. Die klasse-tegen-
1) In een noot op bladz. 30, zegt Prof. Treub, dat „een toenemend aantal soc. demokraten reeds verwerpt „het standpunt van de toenemende verwijdering der klassen.” Ik antwoord Prof. Treub hierop alleen dit, dat wTie „het standpunt der soc.-demokraten in Duitschland afmeet naar de artikelen in de „soc. Monatshefte” e. t. Q., een zéér eenzijdig en dus zéér valsch beeld krijgt van het standpunt dier partij in deze materie,