— 14 —
En Aug. Hrüst, een arbeider, voorzitter en leider van de christelijke vereeniging van mijnwerkers in Duitschland, verklaarde toen op hetzelfde congres:
„In de vakorganisaties behoort noch van socialistische noch van christelijke wereldbeschouwing eenige sprake te zijn. Als dit openlijk wordt erkend en aan beide zijden ook wordt betracht, dan zal élke grond voor deze scheiding vanzelf wegvallen, en dan eerst zal de vakorganisatie tot haar volle recht kunnen komen.”
O]) het derde congres in Crefeld kwam deze vraag ook weder op het tapijt. En men meende haar met de volgende, tweeslachtige, maar toch teekenende resolutie op te kunnen lossen:
..De vergadering verklaart de vakvereeniging der arbeiders te hunner beschutting in het bedrijfsleven, tot verbetering van hun loon- en arbeidsvoorzuaarden, voor zonder voorbehoud noodzakelijk.
„De vakvereenigingen moeten zich verre houden van partijpolitiek; zij hebben insgelijks geen religieuze taak te vervullen. .
..Anderzijds echter hebben de vakvereenigingen bij het najagen hunner economische doeleinden de christelijke grondslagen der maatschappij te respecteer en.”
Men moet het laatste gedeelte van deze resolutie, louter als een gelegenheidsverklaring opvatten, een vaantje dat nog moest worden opgestoken. Want op datzelfde congres werd ook een duchtig woord gesproken over het Mandement van den aartsbisschop van Freiburg, dat ter zelfder tijd was verschenen, en waarin er op werd gewezen, dat voor onderscheidene christelijke vakvereenigingen het „christelijke'’ maar een „uithangbord” scheen te zijn geworden om leden te winnen, terwijl het met de neutraliteit, (d. w z. de zoete-jongens-en-schaapachtigheid. L.) zéér slecht geschapen stond.”
Men verweerde zich sterk tegen een dergelijke inmenging van buiten-het-vak staanden, en ten slotte werd Wieber, die tegen Brust c. s. in, de geestelijkheid had verdedigd, niet weer in het hoofdbestuur gekozen.
Even veelbeteekenend was het besluit dat men nam. in zake het ondersteuningswezen. Jaren lang stond de christelijke vakorganisatie op het oude standpunt: zieken- en ondersteuningskassen hoofdz tak en doel.
Op dit Congres echter werd een resolutie daarover aangenomen waarvan het slot luidde: