— 11
hebben zij het eenmaal, dan doen zij na verloop van tijd er in elk ■ geval iets mede.
Rileam werd uitgestuurd om het volk van Israël te vloeken, en ziet, hij kon niet anders dan het zegenen. Het wapen keert zich tegen hen, die gemeend hebben de zelfstandige, strijdende en op lotsverbetering uit zijnde vakver-eenigingen daarmede te kunnen straffen. Dat is de ironie van elke poging die men doet, om arbeiders te gebruiken ten einde arbeiders in den rug aan te vallen.
De katholieke geestelijkheid is slim, maar slimmer dan de maatschappelijke ontwikkeling is zij niet. Neen, juist hare slimheid bestond sedert eeuwen daarin, dat zij het zoo goed verstond, zich en de clerus te doen aanpassen, aan de veranderende maatschappelijke verhoudingen. Die buitengewone soepelheid, om zich te richten naar de veranderde tijdsomstandigheden; die enorme elasticiteit in het toegeven aan de eischen van-den tijd, maar tevens de groote gewiktsheid om te zorgen, dat de groote menigte dat niet ziet, maar meent dat alles bij het oude is gebleven, — zij vormden steeds de groote kracht van de Katholieke kerk door alle eeuwen heen. En voor een goed deel beschikt de kerk nog over die krachten, die thans mede in „sociaal-christelyke” politiek werken.
Eensdeels begonnen de katholieke arbeidersorganisaties dan ook tegen den zin der heeren geestelijken, aan „gevaarlijke akties" als werkstakingen enz. meè te doen, anderdeels met den zin van dezen. Iedereen weet dat in zuiver katholieke industriestreken er een enorme hoop brandstof aanwezig is, en dat de geestelijken altijd groote moeite hebben om uitbarstingen tegen te houden. Maar het zijn vooral de jonge kapelaans in Duitschland, die opgeleid zijn in den geest van Yon Ketteler, ('athrein, Pesch e. a. en die, omdat zij niet anders kunnen, met de arbeiders vrijwel heulen, tegen de patroons.
In zijn boek over de groote werkstaking der mijnwerkers van 18‘1‘h schrijft Dr. Natorp, de direkteur van de „Vereeniging tot bevordering van de belangen der mijnaangelegenheden van het Oberbergamtsbezirk Dortmund,” letterlijk dit:
„ Wij meenen zelfs dat er ernstigen tivijfel zou kunnen rijzen hierover, welke van onze (d. w. z. der mijnbezitters) vijanden de voorkeur verdient: of de met open vizier strijdende sociaal-demokraten, of de in het kleed van het jezuïtisme omsluipende christelijke socialist."
Zoolang dan ook die christelijk-sociale vereenigingen niets beteekenden, en zich bepaalden tot het niet meedoen