van groote draagwijdte de tot-stand-koming dier eenheid weder voor eenige jaren belemmeren. Wij bedoelen de Dtcyfus-zaak. Aanvankelijk een ,,juridische dwaling”, later een bewezen rechtsbreuk, gepleegd tegenover een vrij onbekenden, buiten de politiek staanden joodschen kapitein, werd deze zaak, eenige jaren lang in Frankrijk ,,de zaak” geheeten, door den poiitieken omvang dien zij aannam, stap voor stap tot een geweldig militair-reaktionair komplot tegen het leven van de republiek zelve.
Eerst een stukje gewoon anti-semitisme, werd zij hoe langer hoe meer tot de samenzwering van alles wat in de hooge kringen van leger, van justitie en van bureaukratie een aanval wenschte te doen op de politieke vrijheid in Frankrijk.
Toen deze zijde van de Dreyfus-zaak ten slotte hoe langer hoe duidelijker werd, sprak het vanzelf dat iemand met de opvattingen van Jaurès niet meer lijdelijk kon blijven toezien, alleen zich er toe bepalend als socialist het schandaal te brandmerken, zonder zelf in te grijpen, te pogen den Augiasstal te redderen en het complot tegen de republiek te verdelgen.
Nadat Emile Zola zijn beroemden open brief ,,J’accuse” (Ik beschuldig) in het dagblad ,,L’A.urore” had doen verschijnen, begon Jaurès in het dagblad ,,La Petite République” van Gérault-Richard, waarvan hij toen geregeld medewerker was, de campagne op politiek terrein.
Zeker, ook Guesde, ook diens ,,Parti Ouvrier”, hebben zich in dezen strijd om het recht van den joodschen kapitein niet onbetuigd gelaten, in weerwil van de toenmaals uit dien kring veelvuldig gehoorde bewering: ,,Laat de bourgeoisie zich om den bourgeois, haar slachtoffer, bekommeren; als het een arbeider was, zou er niemand zich om bekreunen.”
Jaurès echter verhief dien rechtsstrijd tot de hoogte van een strijd om het gansche regeerende stelsel, de lijfspreuk van Léon Gambetta daarbij tot de zijne makende: ,,Wat ik doe, dat doe ik tot het einde toe.”
Zoo moest de beoordeeling van de politieke beteekenis der Dreyfus-zaak noodwendig leiden tot een botsing tusschen de opvattingen van Jaurès en Guesde.
Vooreerst reeds wat de beoordeeling van de rechtszaak zelve betrof. In Jaurès leefde nu eenmaal veel te sterk het