— 75 —
— 75 —
___ ___ _ _____ _______ _____ ____ _ __ » .
eens anders arbeid en gedrag. Deze borden hadden bovendien^/^/^»^ p* dit voor, dat de arbeiders die hunnen plicht niet gedaanAjj-
aoe men.X.t
arbeiders, uit de arbeiders zelven te verkrijgen, voerde Owen den „Silént Monitor” (stille vermaner”) in. Hij liet voor eiken arbeider vier borden maken, van verschillende kleur: een wit, een blauw, een geel en een zwart. De eerste was goed, de tweede tamelijk goed, de derde middelmatig en de laatste onvoldoende. Al naar het werk van de week uitviel, liet Owen een der vier borden naast den arbeider neerhangen, op den Maandag waarop het werk aanving, zoodat dan elkeen konoordeelen over nog dit
hadden, geen standjes kregen, maar zelven zien konden hoe m™.,- ,
over hun werk dacht. Owen controleerde zelf deze borden Jfci yï steeds en zorgde voor de meest stipte gerechtigheid bij hunne verdeeling. *7 '
Owen ging misschien hier wat schoolmeesterachtig te werk, maar het was hem liever aldus te handelen, dan eene heerschappij van de fabrieksopzichters langer te handhaven. Hij wilde den arbeiders dan ook niet anders opvoeden dan met moreele middelen, als een werkelijk pedagoog.
In New-Lanark, werd door Owen in ’t jaar 1809 de eerste kleine-kinderenbewaarplaats en kleine-kinderenschool opgericht die er tot dusver bestond, en alle scholen van dit soort waren geschoeid op de leest van Robert Owen’s eerste stichting van dien aard.
In een rede door Owen in 1812 te Glasgow gehouden, ter eere van zijnen vriend Lancaster, den beroemden schoolhervormer, zijn zijne grondstellingen over opvoeding neergelegd.
,j£
Hij zeide daarin: „Wat is de oorzaak van de lichamelijke en geestelijke verschillen, welke wij in ’t algemeen onder de menschen waarnemen ? Zijn zij ons aangeboren, of ontstaan zij uit den bodem, waarop wij ter wereld komen? Noch het een, noch het ander. Deze verschillen zijn eenig en alleen: werkingen van velschillende omstandigheden en van de opvoeding.
De mensch wordt een ruwe en een gruwzame wilde, een kanni-l baal — of een beschaafd en een goedaardig wezen, al naar 1 ■ mate van de omstandigheden, waarin hij van zijne geboorte af is gekomen. Hieruit volgt dus, dat het cardinale punt voor ons is, te overwegen of wij deze omstandigheden beinvloeden, of wij ze beheerschen kunnen; en als dit zoo is, in welke mate wij dit kunnen doen.
„Stellen wij het geval eens, ten einde eene proef te nemen brachten wij bijv. een aantal pasgeboren kinderen uit ons geboorteland naar ver-afgelegen landen, leverden ze daar aan de inboorlin-