— 64 —
lagere en arbeidende klassen. Zoodra de handel bedreigd wordt, trekt hij de kapitalen terug, zaait hij wantrouwen, belemmert hij de circulatie. De handel is als den egel, die men nergens aanvatten kan, zonder dat men zich zelf steekt.
Fourier meende dat er een overgangstand moet worden geschapen, die de civilisatie in den kortst mogelijken tijd kon leiden naar een hoogere ontwikkeligs-phaze en die hij overal, naar wij zagen die der harmonie noemt. Een stelsel dat in de eerste plaats den handel van zijnen troon moet stooten.
Hij stelt voor, dat de regeering zich van de banken, zoowel als van den handel meester maakt. Dit kan geschieden langs tweeërlei wegen. Een bruske en een zacht dwingende; een concurreerende en een ondergravende. Ook zijn beide methoden te vereenigen.
Hij veronderstelt dat er een -koning bestond van het vaste en niets ontziende karakter van een Mahmud n (Sultan van 1808 tot 1839), die aan dwangmaatregelen in dezen de voorkeur geeft. Deze zal de geheele arme klasse, welke niets bezit, vereenigen en staatshoeven organiseeren. Men kan rekenen, dat het aantal van hen die geheel zonder middelen zijn, ongeveer een tiende van de bevolking bedraagt en op elke vierhonderd familiën veertig arme familieën wonen. Elke 200 personen vormen dan een staatshoeve, die hare noodzakelijke gebouwen, stallen, vee, grond, werktuigen enz. bevat. Dit aantal is groot genoeg, om een doelmatig en niet kostbaar bestuur, afwisselenden arbeid en een lucratieve opbrengst te verzekeren. Deze staatshoeven moeten zich dan aansluiten bij de industrie, het instituut van het gefixeerde ondernemerschap van private personen, die van jaar tot jaar toegelaten zullen worden, onder voorwaarde, dat zij van jaar tot jaar progressief stijgende retributieën aan den Staat hebben te betalen. Een maatregel, zegt Fourier, die twee werkingen hebben zal. Ten eerste: den Staat hooge inkomsten te bezorgen, ten tweede: den onbemiddelden het ondernemerschap onmogelijk te maken of hen zal dwingen, het op te geven. De aldus vrijkomende bevolking wordt daardoor naar de staatshoeven gedrongen; de inkomende belastingen moeten evenwel, nevens tot de dekking der staatsuitgaven, aangewend worden tot delging der staatsschulden. Fourier stelt voorop, dat deze inkomsten ten slotte zeer hoog zullen worden en een belangrijk deel van de ondememenswinst absorbeeren zullen, zoodat het private-ondememerschap alsdan onmogelijk zal worden en er een toestand zal worden geschapen gelijk die noodig is, om tot de phaze van de „harmonie” te komen, welk Fourier beschouwt de hoogste vervolkomening en de vervolmaking van het menschelijke leven op aarde te zijn.