Karl Marx en zijne voorgangers

Titel
Karl Marx en zijne voorgangers

Jaar
1902

Overig
Serie: De groote denkers der eeuwen ......

Pagina's
300



41

had hij weinig zin, daarvandaan de opmerking, door hem uitgedrukt in zijn hoofdwerk „De theorie van de universeele eenheid”, dat het eene der slimste gebreken van het menschelijk geslacht was, de ' vele en verschillende talen te hebben. Hij beschouwde ééne wereldtaal, waartoe hij het fransch als de meest geëigende beschouwde, als eene der belangrijkste voorwaarden, voor eene nieuwe, sociale orde van zaken.

In de Revolutieperiode verloor Fourier zijn vermogen. Maar ook met den gang van zaken in de Revolutie kon hij zich geenszins vereenigen. Naar zijne meening had het volk maar zeer weinig bij de Revolutie gewonnen, daarentegen had die klasse, welke hij het meest onder allen haatte, de handeldrijvende klasse, het meest daarbij gewonnen. ïuz-/*./, >/« <    /v/*>

Niets kon dan ook Fourier meer in toom brengen, bij de latere ontwikkeling zijner dankbeelden, dan dat men hem op eene lijn stelde met de „Jacobijnen” uit de Revolutie. „Neen en duizendmaal neen!” zoo riep hij dan uit „mijne theorieën hebben niets te maken met die van deze lieden, noch iets met hunne omverwerpende denkbeelden!” ....

Wat hij evenwel gezien had, dat was dit: terwijl de menschen der Revolutie bezig waren alles met bloedig geweld neer te slaan, wat naar hunne begrippen aan het geluk van het vaderland in den weg stond, het kapitaal evenwel, in den schrilste tegenspraak bleef ageeren, met de gepredikte grondstellingen. Hij zag hoe de schaggerhandel, hoe de levensmid- I, delenwoeker, de zwendel met de leverantiën bloeiden, en hoe de ƒ/ < plotseling rijk geworden opkomelingen hunne orgieën vierden./

En niet minder waren hem de oogen opengegaan voor de ellende der massa, die haar leven* voor de Republiek zoo heldhaftig gegeven had. Al deze waarnemingen, die hij vooral de gelegenheid had volkomen te maken, door wat hij dag aan dag in kleineren kring om zich heen zag, brachten dezen denker op de gedachte, dat de samenleving niet juist georganiseerd moest wezen. En hij zon op middelen, eene maatschappelijk plan te ontwerpen, dat aan alle deze euvelen een einde kon maken.

Fourier, die van nature reeds een tegenzin had in de studie van politieke vraagstukken, werd in deze weerzin versterkt, door de feiten om hem heen. Hij zag de politieke stelsels veranderen, maar de maatschappelijke euvelen blijven. Dit deed bij hem de gedachte ontstaan, dat er tusschen de sociale toestand van de maatschappij en de politieke geen wezenlijk verband bestond; de eerste is even willekeurig, als den laatste; maar samenhang tusschenbeiden bestaat er niet volgens hem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.