— 39 —
dan den Bijbel. Het lezen van den Bijbel heeft zeker groote voordeelen gegeven, maar ook groote nadeelen. Het ware dogma heeft geen gebreken.
De Saint-Simon stelt nu als positief dogma op deze moraal: „in het nieuwe Christendom zullen de menschen zich weder-zijdsch als broeders beschouwen.” Deze godsdienst „zal de samenleving haar grootste doel, de snelste verbetering van het lot der arme klassen tegemoet doen voeren.” De godsdienst is van nu af eene sociale godsdienst geworden; haar uitgangspunt is de toestand van de menschelijke samenleving „de terugvoering naar het aardsche geluk.” Het woord van Christus: „Mijn Rijk is niet van deze wereld!” werd niet begrepen. „Der religie moet men hare zinrijke zijde teruggeven en den eeuwigen strijd tusschen materie en kennis, tusschen lichaam en geest moet, in haar verzoend, ons tegentreden.”
Toen de Saint-Simon zijn „Nouveau Christianisme'’ voleindigd had, hadden hem zijn laatste krachten reeds bijna begeven. Hij hield zich toen bezig met de oprichting van het blad „L e Producteur,” maar hijzelf zag de verschijning daarvan niet meer.
Toen hij zijn einde voelde naderen, riep hij de vertrouwden van zijne gedachten voor zijn bed en zeide tot hen: „Gr ij gaat een tijd tegemoet, waarin goed gecombineerde inspanningen tot een ongekend resultaat moeten voeren; de vrucht is rijp, gij zult ze plukken.” En zich tot zijn meest geliefde scholier, Olinde Rodrigues, wendend, zeide hij: „ Vergeet niet, mijn zoon, dat men begeestering moet hebben, om groote dingen tot stand te brengen! Mijn geheele werken laat zich tezamen vatten in deze eene gedachte: alle menschen de verzekering der meest vrije ontwikkeling te kunnen geven!" Na eenige minuten, toen hij reeds met den dood streed, riep hij uit: „De toekomst is aan ons!" Des morgens den 19en Mei 1825, ontsliep hij in de armen van zijne leerlingen.
De Saint-Simonistische School telde aanvankelijk vele jonge mannen, die later tot de eersten intellecten hebben behoord. Het eerst stond zij onder de leiding van BazardenEnfantin, waarvan later de anderen zich afscheidden. Tot hen behoorden behalve de reeds genoemden A. Thierrij en Comte, Buchez, Pieure Leroux, Adolphe Blanqui, Michel Chevalier, Ferdinand de Lesseps, Feli-cien David, Armand Carrel enz. Velen hunner hebben De Saint-Simon’s denkbeelden later of geheel, of halverwege losgelaten.
* *
*
Gelijk wij schreven, geheel onafhankelijk van De Saint-Simon leefde, werkte en streed er in denzelfden tijd in Frankrijk een