— 258 —
arbeidskracht, die zich bij het kapitaal onophoudelijk als een middel tot waardevorming moet doen inlijven, die niet van hem loskomen kan, en welker onderhoorigheid aan het kapitaal alleen verduisterd wordt, door de verwisseling van den individueelen kapitalist waaraan zij zich verkoopt, — vormt inderdaad maar een moment in de reproduktie van het kapitaal-zelf. Akkumulatie van
kapitaal is dus tevens vermeerdering van het proletariaat”____
„De wet van de kapitalistische produktie, die klaarblijkelijk aan de „natuurlijke bevolkingswet” ten grondslag ligt, komt eenvoudig hierop neer. De verhouding tusschen kapitaal, akkumulatie en de percentage van het loon, is niets dan de verhouding tusschen den onbetaalden, in kapitaal omgezetten arbeid en de tot beweging van het toeslag-kapitaal benoodigde hoeveelheid toegevoegden arbeid. Zij is dus geenszins een verhouding van twee van elkander onafhankelijke grootheden: eenerzijds de grootte van het kapitaal, anderzijds het getal van de arbeidersbevolking ; zij is veelmeer in laatste instantie, de verhouding tusschen den onbetaalden en den betaalden arbeid, van dezelfde arbeidersbevolking. Groeit de hoeveelheid der door de arbeidersklasse geleverden, en door de kapitalistenklasse ge-akkumuleerden onbetaalden arbeid, snel genoeg aan, om slechts door eene buitengewone toeslag van betaalden arbeid, zich om te kunnen zetten in kapitaal, dan stijgt het loon, en, al het andere gelijkgebleven, neemt de onbetaalde arbeid dan in verhouding af. Zoodra evenwel deze afname het punt beroert, waar de, het kapitaal voedende méérwaarde, niet meer in normale hoeveelheid aangeboden wordt, dan treedt er eene reaktie in: een geringer deel van de revenue wordt gekapitaliseerd, de akkumulatie verlamt en de stijgende loonbeweging verkrijgt een terugslag. De verhooging van den arbeidsprijs, blijft dus eng besloten binnen grenzen, welke de grondslagen van het kapitalistisch systeem niet alleen onaangetast laten, maar ook nog zijne reproduktie op aangroeiende schaal blijven verzekeren. Deze in een natuurwet gemystificeerde, wet van de kapitalistische akkumulatie, wil dus feitelijk slechts zeggen, dat hare aard, elke zoodanige afname in den exploitatiegraad van den arbeid of elke zoodanige verhooging van den arbeidsprijs uitsluit, welke de gestadige reprodukte van de kapitaalverhoudingen en hunne reproduktie op steeds uitgehreider schaal, ernstig in gevaar kunnen doen brengen. Dit kan niet anders zijn, onder een produktiewijze, waarin de arbeiders voor de behoeften van de waarde-schepping der voorradige waarden bestaan, in plaats van omgekeerd, dat de belichaamde rijkdom er voor de ontwikkelingsbehoefte van de arbeiders is. Zooals de mensch, in den