251 —
talist individueel wordt geconsumeerd, is uitzondering. De meerwaarde verandert, minstens voor een deel, weder in kapitaal. „Aanwending van méérwaarde of terugverandering van méér-waarde in kapitaal, is: akkumulatie van kapitaal.
Beschouwen wij dit proces, in de eerste plaats van het standpunt van den individueelen kapitalist. Een spinner heeft bijv. een kapitaal van 10,000 pd. st. uitgelegd, waarvan %. in katoen, machines etc., het laatste vijfde in arbeidsloon. Hij produceert jaarlijks 240.000 pond garen, ter waarde van 12.000 pd. st. Bij een percentage van méérwaarde van 100 proc., steekt de méérwaarde in het meerprodukt of nettoprodukt van 40,000 pond garen, een zesde gedeelte van het brutoprodukt, tot een waarde van 2000 pd. St., dat door den verkoop gerëaliseerd moet worden. Een waardesom van 2000 pd. St., is gelijk een waardesom van 2000 pd. St. Men kan het echter, noch dat geld aanzien noch kan men het eraan ruiken, dat het méérwaarde is. Het karakter van een waarde als méérwaarde toont aan, hoe het tot zijn eigenaar kwam, maar het verandert daardoor niets, aan den aard van die waarde of van het geld.
Om nu de nieuw gewonnen som van 2000 pd. St., in kapitaal om te zetten, zal dus de spinner, — alle andere omstandigheden gelijkblijvend, — vier-vijfde daarvan uitleggen in den aankoop van katoen etc. en een vijfde in den aankoop van nieuwe spinners, die op de markt, de levensmiddelen vinden zullen, welker waarde hij hen voorgeschoten heeft. Dan fungeert dat nieuwe kapitaal van 2000 pd. St. in de spinnerij, en brengt zijnerzijds weder een méérwaarde van 400 pd. St. voort.” . . .
Het is dus de oude geschiedenis: Abraham gewan Iz&ak, Izaak gewan Jakob enz. Het oorspronkelijke kapitaal van 10,000 pd. St., brengt een méérwaarde tan 400 pd. St. voort, deze, wederom gekapitaliseerd, aldus in een tweede toegevoegd kapitaal veranderd, brengt een nieuwe méérwaarde van 80 pd. St. voort, enz.”
* *
*
„De oorspronkelijke verandering van geld in kapitaal, voltrekt zich alzoo in de nauwkeurigste overeenstemming, met de economische wetten van de warenproduktie en met het uit hen afgeleid eigendomsrecht. In weerwil daarvan, leidt zij tot het volgende resultaat:
1) Dat het produkt den kapitalist toebehoort en niet den arbeider;
2) Dat de waarde van dit produkt, buiten de waarde van het uitgelegde kapitaal, eene méérwaarde bevat die den arbeider arbeid,