— 249 —
beidsfonds, dat de arbeider voor zijn zelfbehoud en reproduktie behoeft, en dat hij, onder alle systemen van maatschappelijke pro-duktie, steeds zelf produceeren en zelf reproduceeren moet. Dit arbeidsfonds, vloeit hem gedurig daarom in den vorm van betalingsmiddelen van zijn eigen arbeid toe, omdat zijn eigen produkt gedurig, in den vorm van kapitaal, van hem vervreemd wordt.” ...
Om geld te veranderen in kapitaal, was het aanwezig zijn van eene waardeproduktie en eene warencirculatie, niet voldoende. Er moesten daartoe eerst, hier bezitters van waarde en g i n d s bezitters van waardescheppende substantie; hier bezitters van productie-en levensmiddelen, daar bezitters van niets dan arbeidskracht, tegen over elkander komen te staan, als koopers en verkoopers. Scheiding tusschen het arbeidsprodukt en den arbeid-zelf, tusschen de objectieve arbeidsvoorwaarden en de subjektieve arbeidskrachten, was dus de feitelijk gegeven grondslag, was het uitgangspunt van het kapitalistisch produktie-proces.
„Wat echter in den aanvang het uitgangspunt was, dat wordt door middel van de enkele continuïteit van het proces, de eenvoudige reproduktie, steeds op nieuw geproduceerd en vereeuwigd, als het eigen resultaat van de kapitalistische produktie. Eener-zijds verandert het produktie-proces voortdurend den stoffelijken rijkdom in kapitaal, in waarde- en genotmiddelen voor de kapitalisten. Anderzijds komt de arbeider gestadig uit het proces, zooals hij er intrad, — persoonlijke bron van rijkdom, maar ontbloot van alle middelen om dezen rijkdom voor zich te verwerkelijken. Daar vóór zijn intrede in het proces, zijn eigen arbeid hem zelf ontvreemd wordt, dezen, door de kapitalisten zich wordt toegëeigend en bij het kapitaal wordt ingelijfd, belichaamt hij zich gedurende het proces, gestadig, in het produkt van vreemden. Daar het produktieproces, tegelijk het consumptieproces van de arbeidskracht door de kapitalisten is, verandert het produkt des arbeiders, niet alleen voortdurend in waren, maar in kapitaal; waarde, die de waardescheppende kracht uitzuigt, en levensmiddelen die personen koopen; produktiemiddelen, die den producenten tewerk zetten. De arbeider zelf, produceert daarvandaan gestadig den objektieven rijkdom als kapitaal, de hem vreemde, hembe-heerschende en hem uitbuitende macht; en de kapitalist produceert even zoo gestadig, de arbeidskracht als subjektieve, van haar eigen belichamings- en verwerkelijkingsmiddelen gescheiden, abstrakte, een in de bloote lichamelijkheid van den arbeider be-staanden, bron van rijkdom, kortom den arbeider als 1 o o n a r b e i-d e r. Deze gestadige reproduktie, of de vereeuwiging van den arbeider, is het sine-qua-non der kapitalistische produktiewijze.”----