HOOFDSTUK IX.
Het akkumulatieproces van het kapitaal.
Wij hebben gezien, hoe geld tot kapitaal wordt en de loonarbeider voor zijnen arbeid, niet alleen niet de waarde van het voor de noodige produktiemiddelen uitgelegde deel van het kapitaal bekomt, maar ook nieuwe waarde voortbrengt, die gelijk is aan de waarde zijner arbeidskracht, plus de méérwaarde daarvan.
Maar met de verschijning van de méérwaarde, is de beweging van het kapitaal nog niet afgesloten. Zooals de waarde zich moet omzetten in geld, zoo moet ook de méérwaarde, op hare beurt, weder gerealiseerd worden in geld. Dit proces nu, gaat steeds voort, telkens evenwel, met eene waardevermeerdering,van de in de spheer der circulatie geworpen hoeveelheid waren.
„De kapitalist die de méérwaarde produceert, d. w. z. onbe-taalden arbeid onmiddellijk uit de arbeiders pompt en in waren fixeert, is wel-is-waar, de eerste toe-eigenaar, maar geenszins de laatste bezitter dezer méérwaarde. Hij heeft haar achteraf steeds te deelen gehad, met kapitalisten, die in ’t algemeen genomen, andere funkties van de maatschappelijke produktie te vervullen hebben, met de grondeigenaren, enz. De méérwaarde splitst zich daarvandaan in verschillende deelen. Zijne onderdeelen komen aan verschillende categorieën van personen ten goede en verkrijgen verschillende, tegenover elkander, zelfstandig opgroeiende vormen, zooals winst, rente, handelswinst, grondrente etc.” Deze veranderde vormen van de méérwaarde, worden door Marx in het derde boek van „Das Kapital”, elk op zich zelf behandeld en geanalyseerd; het eerste Boek behandelt enkel maar eene kant van het totaal-proces, n.1. het „onmiddellijke produktieproces van de méérwaarde.”
Dit produktieproces is ook, evenals het maatschappelijk proces,