— 237 —
een objektief en systematisch toegepast middel, méér-arbeid in denzelfden tijd, uit denzelfden arbeid te persen, Dit geschiedde op dubbele manier: door verhoogde versnelling der machines en door uitgebreider omvang van de, door denzelfden arbeider te bewaken machinerie, of van het terrein zijner arbeid. Verbeterde construktie der machinerie, werd deels noodzakelijk ter uitoefening van grooteren druk op den arbeider, deels begeleidde zij vanzelf, de intensifikatie van den arbeid, omdat de grenzen van den arbeidsdag den kapitalist tot de strengste economie van produktie-kosten dwongen. De verbetering van de stoommachine verhoogde het getal van hare cylinder-omwentelingen in eene minuut en veroorloofde tegelijk, door grootere krachtsbesparing, een omvangrijker mechanisme met denzelfden motor te drijven, bij gelijkblijvende, ja zelfs bij verminderende kolen-vertering. De verbetering van het transmissie-mechanisme verminderde de wrijving, en wat de moderne machinerie zoo in het oogvallend onderscheidt van de oudere, zij reduceerde de doorsnee en het gewicht van de groote en kleine assen, tot op een, steeds dalend minimum. De verbeteringen van de arbeidsmachinerie ten slotte, verminderen bij verhoogde snelheid en uitgebreider werking haren omvang, zooals bij de moderne stoomweefstoel; of vergrooten met haren romp, den omvang en ’t getal der door haar gedreven werktuigen, zooals bij de spinmachine; of wel vermeerderen de bewegelijkheid dezer werktuigen, door onzichtbare detailveranderingen derwijze als dit bij de „selfacting mule”, in het midden van de jaren 1850 het geval was, toen de snelheid van de spindels met Vr. verhoogd is geworden.”
De Fabriek.
Na de beschouwing van den' invloed der machine op de maatschappelijke voortbrenging en daarmede, op de maatschappelijke verhoudingen, wijdt Marx eene bespreking aan de moderne fabriek, waarbij hij het principieele verschil uiteenzet, tusschen de kapitalistische werkplaats uit de Manufaktuur-periode en de industrieele fabriek, die met de stoommachine wordt gedreven.
„In de Manufaktuur en onder het Handwerk, bedient de arbeider zich van het werktuig; in de fabriek dient de arbeider onder de machine; ginds gaat van hem de beweging van het arbeidsmiddel uit, welker beweging hij hier evenwel te volgen heeft. In de Manufaktuur vormden de arbeiders de leden van een levend mechanisme. In de fabriek bestaat een dood mechanisme, onafhankelijk van hen, en zij worden daarbij als levende aanhangsels ingelijfd”....