— 229 —
Hier hebben wij de machine voor ons, maar eerst als een eenvoudig element van de machinale produktie.
De uitbreiding van den omvang der arbeidsmachine en het getal harer gelijktijdig opereerende werktuigen, vorderde een meer massaal bewegingsmechanisme en dit mechanisme, tot overweldiging van zijnen eigenen weêrstand, een machtiger drijfkracht dan de menschelijke. Afgezien nog hiervan, dat de mensch een zeer onvolkomen produktieinstrument van gelijkvormige en continueerende beweging is, gegeven, dat hij nog slechts als eenvoudige drijfkracht werkt, dus in de plaats van zijn werktuig een werktuigmachine gekomen is en de natuurkrachten hem thans ook als drijfkracht kunnen vervangen. Van alle uit de Manufak-tuurperiode ons overgeleverde, groote bewegingskrachten, was de paardenkracht de slechtste; eensdeels, omdat een paard zijn eigen zin heeft, anderdeels, wegens zijne kostbaarheid en den beperkten omvang, waarmede zij in de fabrieken alleen toe te passen
Eerst met James Watt’s uitvinding van de z. g. n. dubbel-werkende stoommachine, was de motor geschapen, die zijne beweegkracht zelf voortbrengt en uit de voedering met kolen en water, wier krachtpotentie geheel onder menschelijke controle, onafhankelijk van natuurkrachten van lokalen aard staat, en aldus de toepassing van de machinale industrie op elke, willekeurige plaats mogelijk maakte.
„Nadat eerst de werktuigen, van werktuigen van het men-schelijk organisme, tot werktuigen van een mechanisch apparaat, tot werktuig-machines konden worden, verkreeg dan ook de be-wegings-machine een zelfstandige, van de grenzen van mensche-•lijke kracht, volkomen geëmancipeerden vorm. Daarmede zonk de enkelvoudige werktuigmachine, zooals wij tot nu toe die hebben beschouwd, tot een bloot element van de machine-produktie. Eéne bewegingsmachine was thans in staat, véle arbeidsmachines gelijktijdig te drijven. Met het aantal van de gelijktijdig voortbewogen arbeidsmachines, groeide de bewegingsmachine en breidde zich het transmissie-mechanisme. tot een wijdloopig apparaat uit.” ....
Dan zet Marx het verschil uiteen, tusschen het karakter der machine in de Manufaktuurperiode en in die van de fabriekmatige industrie. Hij zegt:
„In de Manufaktuur moeten de arbeiders, individueel of in groepen, elk bijzonder deel-proces met hun handwerktuig uitvoeren. Maakte de arbeider zich eenmaal het proces eigen, dan was evenwel van te voren reeds het proces voor den arbeider ge-