HOOFDSTUK VI.
Machinerie en groot-industrie.In een belangrijk hoofdstuk, onderzoekt Marx vervolgens de omwenteling, die de machine heeft doen ontstaan in de industrie uit de Manufaktuur gesproten, en welke deze, op zijne beurt, tot grootindustrie heeft doen worden. Die omwenteling zelf draagt mede een ander karakter.
„De omwenteling der produktiewijze heeft in Manufaktuur de arbeidskracht tot uitgangspunt genomen en in de groot-industrie de arbeidsmiddelen.” Marx wijst vervolgens, op de absoluut onvoldoende verklaring, die de mathematici en de mechanici van de machine gegeven hebben, waar zij het werktuig voor een enkelvoudig- en de machine voor een samengesteld werktuig hebben verklaard. „Van economisch standpunt, deugt deze verklaring niet, omdat bij haar het historisch element wordt gemist.” Ook is de verklaring, door het verschil dat men maakt tusschen werktuig en machine en die welke hierin gezocht wordt, dat bij het werktuig de mensch de bewegende kracht is en bij de machine, eene van den mensch afgescheiden natuurkracht, zooals die van het dier, het water, de wind enz., historisch even onjuist. Dewijl de toepassing van de dierlijke kracht, eene der oudste uitvindingen is van de menschheid, zoo zou aldus geredeneerd, de machinale produktie, vooraf hebben moeten gegaan aan die van het Handwerk!......
„De machine waarvan de industrieele revolutie haar uitgangspunt neemt, vervangt den arbeider, die een ènkelvoudig werktuig hanteert, door een mechanisme, dat met eene massa van dezelfde of gelijksoortige werktuigen tegelijk opereert en door een enkele drijfkracht, hoe ook steeds haren vorm moge zijn, voortbewogen wordt.