— 217
men het ’t geld niet aan, hoe het in de handen van zijn bezitter gekomen is, of wat er zich in omgezet heeft. Non olet, hoe ook deszelfs oorsprong moge wezen. Wanneer het aan den eenen kant, verkochte Waren vertegenwoordigt, aan den anderen kant vertegenwoordigt het, verkoopbare Waren.
G—W, de koop is tegelijktijd verkoop: W—G; de laatste metamorphose eener Waar, is dus tegelijk de eerste metamorphose eener andere Waar. Voor onzen linnenwever sluit de levensloop van zijnen waar af met de gekochte bijbel, waarin hij de 2 pond St. terug omgezet heeft. Maar de bijbelverkooper, zet de van den linnenwever gebeurde 2 pond St., in brandewijn om.
G—W, de slotphaze van W—G—W (linnen — geld — bijbel —) is tegelijk W—G, de eerste phaze van W—G—W (bijbel — geld — brandewijn). Daar de warenproducent slechts een eenzijdig produkt levert, verkoopt hij het dikwijls in grootere hoeveelheden, terwijl zijn veelzijdige behoeften hem ertoe dwingen, den gerealiseerden prijs of de gebeurde geldsom, gestadig in talrijke koopen te versplinteren. Een verkoop mondt daarom, in vele koopen van verschillende waren, uit. De slotmetamorphoze eener Waar, wordt dus door de som van eerste methamorphozen van andere waren, gevormd.
Beschouwen wij nu de totaal-methamorphoze eener Waar, bijv. van linnen, dan zien wij in de eerste plaats, dat zij uit twee elkander tegenovergestelde en elkander aanvullende bewegingen bestaat. W—G en G—W. Deze twee, tegenoverelkander staande veranderingen der Waar, voltrekken zich, in twee aan elkander tegenovergestelde maatschappelijke processen der warenbezitters, en reflekteeren zich, in twee elkander tegenovergestelde economische karakters derzelven. Als agente van den verkoop, wordt hij ver-kooper, als agent van den koop, kooper. Zooals echter in elke verandering der Waar, hare beide vormen, warenvorm en geld-vorm gelijktijdig bestaan, alleen op elkander tegenovergestelde polen, zoo staat dezelfde warenbezitter als verkooper, tegenover een andere kooper en als kooper, tegenover een andere verkooper. Het zijn derhalve dus geen vaste, maar binnen het raam der warencirculatie, gestadig van persoonlijkheid verwisselende karakters,”
„De warencirculatie is niet alleen formeel, maar ook wezenlijk verschillend van de onmiddellijke produktenruil. Menwerpe slechts een terugblik op hetgeen voorgevallen is. De linnenwever heeft, zonder voorbehoud, linnen geruild tegen bijbels, eigen waren tegen eene vreemde Waar. Maar dat verschijnsel bestaat slechts voor hem. De bijbelagent, die heet aan koud de voorkeur geeft, dacht er niet aan linnen te ruilen voor bijbels, gelijk de