— 197 —
geleden uitgegeven zijn onder den titel: „Revolutie en Contra-Revolutie in Duitschland in 1848.”
Volledigheidshalve moet hier nog melding worden gemaakt, dat na een proces, dat men den leden van den „Communisten-bond” in Duitschland aandeed wegens hoogverraad en waarbij een aantal hunner veroordeeld werden, dezen Bond opgheven moest worden. Marx heeft de gansche historie van dien Bond, benevens zijn karakter en ook dat van de op de revolutie gevolgde reaktie, temeergeschreven in een boekje: „Het Keulsche Com-munisten-proces” genaamd.
Marx toog, nadat ook Parijs hem voor de tweede maal als woonplaats ontzegd was, naar Londen, om zich daar voor goed te vestigen. Aldaar moest hij werken om zijn brood, door jour-nalistieken arbeid te verrichten en had hij inmiddels ookeenige kinderen gekregen. Maar wat hem het meest in Londen bleef aantrekken, dat was de gelegenheid die hij aldaar vond, om zijne economische studieën voort te zetten. Eerstens, omdat Engeland het groote proefveld was voor iemand, die in die dagen de grootindustrie met al hare voor- en nadeelen, licht- en schaduwzijden wilde leeren kennen. Tweedens, omdat er in het „British Museum” een ongekende hoeveelheid materiaal was te vinden voor politiek-economische studieën. Derdens omdat Londen zelf, de interessantste plaats was tot waarneming van het burgerlijk leven; en ten laatste, door het nieuwe ontwikkelingsstadium waarin de burgerlijke samenleving gekomen was door de ontdekking van de Califomische en Australische goudmijnen. Marx zelf verklaarde hieromtrent:
„De physikus beschouwt natuurprocessen, of daar waar zij in hunnen scherpst afgeteekenden vorm en van storenden invloeden onberoerd zijn waar te nemen; of zoo mogelijk, maakt hij experimenten onder voorwaarden, welke hem eene zuivere ontwikkeling van het proces kunnen verzekeren. Wat ik in dit werk trachtte na te vorschen (in „Das Kapital” n.1.) is de kapitalistische produktiewijze en de aan haar beantwoordende produktie- en verkeersverhoudingen. Hunne klassieke verblijfplaats is tot nu toe nog Engeland. Dit is de reden, waarom dit land als hoofdillustratie mijner theoretische ontwikkeling dienst doet.” Aldus luidt het in de „Voorrede” van het eerste deel van „Das Kapital”.