— 193 —
eene nieuwe gevormd hebben dat met de oplossing der oude levensverhoudingen; de oplossing der oude ideën gelijken tred houdt.
Toen de oude wereld aan het óndergaan was, werden de oude godsdiensten overwonnen door de christelijke religie. Toen de christelijke ideën in de 18e eeuw het aflegden tegen de verlich-tings-ideën, streed de feodale maatschappij haren doodstrijd met de toenmalige revolutionaire bourgeoisie. De ideën van de gewetens- en religievrijheid, waren slechts de weerklank van de heerschappij der vrije concurrentie, op het gebied van de wetenschap”.....
De tegenwerping, dat er toch „eeuwige waarheden” zooals vrijheid, gerechtigheid enz., zijn, die aan alle maatschappelijke toestanden gemeen zijn, weerlegt het Manifest met te zeggen:
„Onder vrijheid” verstaat men in de tegenwoordige burgerlijke produktieverhoudingen, den vrijen handel, den vrijen koop en verkoop.
Vervalt evenwel den schagger, dan vervalt ook den vrijen schagger. De tirades over den vrijen handel, gelijk alle overige vrijheidsredevoeringen van onze bourgeoisie, hebben over het algemeen maar eenigen zin tegenover den gebonden schagger, tegenover den geknechten burger van uit de Middeneeuwen, niet echter, tegenover de communistische opheffing van den schagger, der burgerlijke produktieverhoudingen en der bourgeoisie zelf.”
„Gij zijt er verontrust over dat wij den privaat-eigendom willen opheffen. Maar in uwe bestaande maatschappij, is het privaat-bezit voor negen tiende barer leden reeds opgeheven ; bestaat het juist dé&rdoor dat het voor %niet bestaat! Gij werpt ons dus voor, dat wij een eigendom wenschen op te heffen, hetwelk de eigendomloosheid van'de overgroote massa, als eene noodzakelijke voorwaarde voorop stelt.”.....
„En de opheffing der familie” dan, welke men den communisten verwijt!
„Waarop”, vraagt het Manifest, berust de tegenwoordige <
burgerlijke familie ? Op het kapitaal, op den privaten winst. Volkomen ontwikkeld bestaat zij slechts bij de bourgeoisie; maar *
zij verkrijgt hare aanvulling in de gedwongen familieloosheid van de proletariërs en de publieke prostitutie.
De familie der bourgeois valt natuurlijk weg met het wegvallen van deze hare aanvulling, en beiden verdwijnen met het verdwijnen van het kapitaal.
Werpt gij ons nu voor, dat wij de uitbuiting van de kinderen door hunne ouders opheffen willen? Dan stemmen wij met dat verwijt volkomen in.
13