— 189 —
zij worden dagelijks en op elk uur van dien dag geknecht door de machine, door den opzichter en voor alles, door den indivi-dueelen bourgeois zelf, die fabrikant heet. Dit despotisme is zooveel te kleiner, zooveel te hatelijker, zooveel te verbitte-render, naar mate het te openlijker de uitbuiting als zijn doel proklameert.
Hoe minder de handenarbeid geschiktheid, en krachtsuiting gaat vereischen, d. w. z. hoe meer de moderne industrie zich ontwikkelt, des te meer wordt de arbeid der mannen verdrongen door die van de vrouwen. Geslachts- en ouderdomsverschillen zijn niet meer maatschappelijk-geldig voor de arbeidersklasse. Er zijn slechts arbeidsinstrumenten van hen over, die naar gelang van ouderdom en van geslacht, verschillende kosten opleveren.”
„Is de uitbuiting van den arbeider door de fabrikanten eenmaal in zooverre gedaan, dat hij zijn arbeidsloon in gereed geld uitbetaald krijgt, dan vallen de andere deelen van de bourgeoisie hem op het lijf, in den vorm van den huisheer, den winkelier, den pandjeshuishouder, enz.
„De tot dusver bestaan hebbende kleine middenstand, de kleine industrieelen, kooplieden en renteniers, de handwerker en de boer, alle deze klassen zinken tot het proletariaat af; deels hierdoor, omdat hun klein kapitaal voor het bedrijf van de groote industrie niet toereikend is, deels daardoor, omdat hunne geschiktheid door de nieuwe produktiewijze van hare waarde wordt beroofd. Zoo wordt het proletariaat gerecruteerd uit alle klassen der bevolking.”
Na een schildering van het ontstaan en het verloop van den strijd van het proletariaat, ongeveer gelijk aan die welke in het geschrift tegen Proudhon voorkwam, gaat het „Manifest” verder ons den klassenstrijd schilderend.
„Van alle klassen die heden ten dage tegenover de bourgeoisie zich geplaatst zien, is alléén het proletariaat de werkelijk revolutionaire klasse, De overige klassen komen om, en gaan onder met de groot-industrie; het proletariaat is haar eigen produkt.
De middenstanden, de kleine industrie, de kleine koopman, de handwerker, de boer, zij allen bestrijden de bourgeoisie, om hun bestaan als middenstand voor den ondergang te vrijwaren. Zij zijn aldus beschouwd, niet revolutionair, zij zijn conservatief. Sterker nog, zij zijn reaktionair, zij zoeken het rad van de vooruitgang terug te draaien. Als zij revolutionair zijn, dan zijn zij het met betrekking tot hun aanstaande overgang tot