— 153 —
de theologische hoofd- en staatsakties der geschiedenis. Zooals zij het denken van de zinnen, de ziel van het lichaam, zich-zelf van de wereld scheidt, zoo maakt zij de geschiedenis los van de natuurwetenschap en van de industrie. Zoo ook meent zij, niet in de gewone materieele produktie op aarde, maar in de nevelachtige wolkenbeelden aan den hemel, de geboorteplaats der geschiedenis te moeten zien.”
* *
*
Van de utopistische Socialisten, was het wel het meest Fourier en zijn denkbeelden, die hebben bijgedragen tot de inhoud van de „Heilige F a m i 1 i e”. Marx stelde op den voorgrond „dat de organisatie van den arbeid” geen wachtwoord van de Socialen, maar een van de politiek-radikale partij is, die in Frankrijk een bemiddeling zocht te bewerken, tusschen de politiek en het socialisme. Beiden toonen echter aan. wat ook de groote Utopisten nooit begrepen hebben n.1.: de historische ontwikkeling, de zelfwerkende beweging van de arbeidersklasse, zegt Marx.
En op de bemerking van Bauer, dat de arbeider niets heeft, omdat hij niets maakt en dat hij niets maakt, omdat zijn arbeid steeds eene individueele blijft, een op zijn dagelijksche behoefte berekende is, antwoordde Engels dit: „De critiseerende critiek voert niets uit; de arbeider doet alles, ja, zoozéér alles, dat h►*»* hij de gansche 'cntiek ook in zijn geestelijke scheppingen beschaamt; de engelsche en fransche arbeiders kunnen hier getuigenis van afleggen.” En wat de tegenstelling tusschen geest en massa aangaat door Bauer geconstrueerd, stelde Marx hierna in het licht, dat de communistische critiek der Utopisten, praktisch wél deugdelijk heeft beantwoord aan de behoeften der groote massa. Hij zeide, dat men om dit te weten, de studie, de weetgierigheid, de zedelijke energie en de rustelooze aandrift tot ontwikkeling van de fransche en engelsche werklieden moet hebben leeren kennen, om zich een voorstelling te kunnen maken van den menschelijken adel dier bewegingen.”
Yoor het eerst behandelde Marx in de „Heilige Familie” ook den arbeider-publicist en socialist: Pierre Joseph Prondhon. Edgar Bauer had er zich lustig over gemaakt, dat Proudhon uit het principe der gelijkheid, de laatste redelijke grond aller bewijzen voor den eigendom zocht te concludeeren. Daarop nu antwoordde Marx, dat Proudhon hier hetzelfde doet als Bauer, die aan alle zijne ontwikkelingen het oneindige zelfbewustzijn te gronde legt en dit principe, ook als het scheppende grondbeginsel van de, het oneindige zelfbewustzijn — door hare oneindige bewusteloosheid —