138 —
138 —
kit*- .
het privaat-eigendom, de mensch verklaart op politieke wijze, het privaat-eigendom voor opgeheven, zoodra hij den census opheft voor het aktieve en het passieve kiesrecht, gelijk dit geschiedt is in de Amerikaansche Staten. Hamilton interpreteert deze gebeurtenis, van uit een politiek standpunt zeer juist aldus: „De groote hoop heeft de zege over het eigendom en den geld-rijkdom behaald.” Is het privaat-eigendom niet idëel opgeheven, Vanneer de niet-bezittende, tot wetgever over de bezittende
ƒ > geworden is?.....
v „De voltooide politieke Staat is naar zijn wezen, het parings-leven van de mensehen, in tegenoverstelling tot hun materieel leven. Alle voorwaarden van dit egoïstisch leven, blijven buiten de staatsspheer in de burgerlijke samenleving bestaan, maar als eigenschappen van de burgerlijke samenleving. Waar de politieken Staat zijne voltooieng bereikt heeft, leidt de mensch, niet alleen in gedachten, in bewustzijn, maar in de werkelijkheid, in het leven, een dubbel leven, een hemelsch en een aardsch leven; het leven in het politiek gemeenschapswezen, waarin liij zich laat gelden als gemeenschapswezen en het leven in de burgerlijke samenleving, waarin hij als privaat-persoon werkzaam is, de andere mensehen als middel beschouwt, zich-zelf tot middel vernedert en tot speelbal van aan hem vreemde machten wordt. De politieke Staat, staat in evenzoo spiritualistische verhouding tot de burgerlijke samenleving, als de hemel tot de aarde. Hij bevindt zich tot haar in dezelfde tegenstelling; hij moet die op dezelfde wijze overwinnen, als de religie de bekrompenheid der profane wereld; d. w. z. doordat hij haar eveneens weder erkennen, herstellen, zich-zelf door haar moet laten beheerschen. De mensch in zijne naaste werkelijkheid, in de burgerlijke maatschappij, is een profaan wezen. In den Staat daarentegen, waar de mensch als gemeensepapswezen geldt, is hij het ingebeelde lid, van een ingebeelde souvereiniteit; is hij van zijn werkeüjk individueel leven beroofd en van eene onwerkelijke algemeenheid vervuld,
Het eonflikt, waarin den mensch zich als bekenner eener religie bevindt met zijn staatsburgerschap, met de andere mensehen als leden van de gemeenschap, laat zich terugbrengen tot de wereldlijke splitsing, tusschen den politieken Staat en de burgerlijke samenleving. Zeer zeker blijft de mensch als bourgeois, evenals de jood, slechts sophistisch in het staatsleven, zooals de citoyen slechts sophistisch jood of bourgeois blijft; maar deze sophistiek is niet persoonlijk, Zij is de sophistiek van den politieken Staat zelf. Het verschil tusschen den religieuzen mensch