119 —
het verbod van de regeering tot liet langer voortbestaan van de „Rheinische Zeitun g”....
Uit de noodzakelijkheid, die hieruit geboren werd voor de vrije geesten in Duitschland om hunne denkbeelden te verkondigen, kwam het maandschrift de „Deutsch-Französischen Jahrbücher” voort, dat ternauwernood één jaar heeft bestaan. Herwegh, Arnold Ruge en Heinrich Heine hebben eraan medegewerkt en Marx heeft er zijn eerste artikelen: de critiek op Hegel en het Hegelianisme in gepubliceerd en Engels, zijn eerste staathuishoudkundige opstellen. De opstellen der eerste heeten: „critiek op de Hegelsche Rechtsphilosophie” en „over de Jodenkwestie,” een critiek op artikelen van Bruno Bauer over het Jodendom; die der laatste: „Omtrekken eener critiek der nationale-economie” en „de positie van Engeland”.
Marx was intusschen naar Parijs gegaan, om er zich voor goed te vestigen en daar was het, dat hij het fransche socialisme bestudeerde en dat hij tevens kennis maakte met Proudhon, in wiens bestrijding hij later tevens de gelegenheid zal vinden, zijn wetenschappelijk standpunt ’t eerst, krachtig te ontvouwen.
Maar éérst moeten wij terug, naar het tijdperk van de „Deutsch-Französische Jahrbücher” en Marx’ critiek op het Hegelianisme. Hiermede vangen wij dus aan.