117 —
beroemden Argyle, den hertog, die door de veroordeeling onder de tyrannieke regeering van Jacobus II en den heldenmoed waarmede hij zijn vonnis droeg, in de geschiedenis van Engeland wèlbekend is. De jongste zoon uit dezen echt was Lodewijk von Westphalen. In het huis van dezen vrijdenker vond de jonge Marx een tweede tehuis. Terwijl zijn vader hem de fransche beschaving deelachtig deed worden, hem Racine en Voltaire voorlas, leidde de heer von Westphalen hem in de duitsche beschaving in; las hem Homerus en Shakespeare voor, die dan ook voor altijd, Marx’ lijfdichters gebleven zijn.
Westphalen’s kinderen, werden de speelmakkers van den jongen Marx en het is daarvandaan, dat Marx in de jonge Jenny von Westphalen, die drie jaren ouder was dan hij, spoedig eene geliefde kreeg, die hem geheel zijn leven is blijven aanhangen met de grootste trouw en de grootste liefde. Bereids in 1836, toen Marx naar de Universiteit ging, was de zaak van eeuwige trouw en liefde tusschen hen beiden beklonken. Twee jaren later, verloor Karei Marx zijnen goeden en zachten vader en hiermede eindigde een conflict tusschen hen beiden, dat in den aanvang zich liet aanzien van genoegzaam emstigen aard te kunnen worden, om tot een scherpen breuk te leiden. Het liep nu nog slechts over Marx’ voorkeur voor de philosophie en des vaders neiging, om een advokaat van hem te maken.
Marx’ beste vrienden aan de Hoogeschool waren: Bruno Bauer en Karl Friedrich Koppen, aan beider omgang verdankt Marx veel van zijn ontwikkeling. Zij waren beide Hegelianen, gelijk toenmaals in Duitschland en vooral in Pruissen, geen betee-kenende kop, zich aan den invloed van den grooten Meester der philosophische redeneerkunst heeft -kunnen onttrekken.
Bruno Bauer stamde uit Saksen-Altenburg, en was de zoon van burgerouders; zijn vader was porceleinschilder in Berlijn. Bruno was de oudste van drie broeders, die allen in de geleerde wereld naam gemaakt hebben. Bruno echter, gold als de begaafdste van de drie.
Het was de wensch van Bauer, — die inmiddels reeds in een polemiek met David Friederich Strausz, den grooten schrijver van het „Leven van Jezus”, gewikkeld was — om Marx naast zich te hebben aan de redaktie van een critisch tijdschrift, omdat hij van Marx’ groote critische en dialektisehe begaafdheden, wenschte te profiteeren. Lr de brieven die hij Marx schreef, spoorde hij dezen aan examen te doen; hij wilde Marx een positie zien krijgen aan de Universiteit als hoogleeraar.
Friedrich Koppen was meer geschiedkundige dan philosoof.