97 —
zoogenaamd geleerde standen. Dan het leger en de vloot, waarbij een mensch als een ruw en ongevormd wezen toetreedt, na weinig weken is gevormd tot een volkomen, niet-weder-te-her- ,
kennen individu, omgedrild en ingewijd wordt in de verbazend ^Cl .
verhevene wetenschap om zijne medemenschen, op het gemakke-lijkst naar een anderen wereld te helpen. ■} t i
Dan komen de grondeigenaren en de adel. Dan de clerus en de Huizen der Lords en de leden van het Lagerhuis. De kleinste wervel stelt de koninklijke familie, de bisschoppen en de aartsbisschoppen voor. En de groote massa nu wordt door dit allerkleinste werveltje geregeerd! Dit is toch wel een kinderachtige ■ orde van zaken, waarbij niemand voordeel heeft!” /
„Men heeft mij tegengeworpen,” zeide Owen vervolgens bij' de discussie: „ik troost de menschen met de toekomst, ik spijzig :f " hen met een wissel op de eeuwigheid/Wie kan echter van mij y' : verlangen, dat ik de wereld verander met één handomdraaien? '■*'
Ik wil geen wonderen verrichten; ik wil alleen de fouten en gebreken van den tegenwoordigen toestand en hare ontwikkeling aantoonen en de mogelijkheid aangeven, om tot verbetering dier toestanden te geraken. Heeft het Christendom soms het welzijn van de menschheid bevorderd, op de een of andere manier? Ik vraag U: wat hebben wij in de 1800 jaren, waarin de christelijke religie bestaan heeft, door dat christendom gewonnen? Welk nut heeft het ons gebracht? Wat waren zijne daden? Wat waren zijne werkingen? Ik heb alleen ontdekt, dat sedert het Christen- . dom bestaat, de christenen van eiken aard, van elke sekte, | y i confessie en partij, gestadig elkander hebben bevochten; wegens ; ' ,
hunne geloofstellingen, elkander in de haren zijn gevlogen en, ;7‘ elkander uitgeroeid hebben!
En wanneer ik bedenk, hoe de christenen overal en sedert j alle tijden, door alle menschelijke ondeugden en fouten bevangen ! waren; hoe liefdeloos, hatelijk, egoïstisch en gruwzaam zij overal en ten allen tijde, onder elkander, en tegen andersdenkenden waren, dan, moet ik zeggen houd ik het voor een zeer groote
dwaasheid, te spreken van de „zegeningen des christendoms.”----
„Ik weet niet wanneer de menschelijke samenleving verstandig zal zijn ingericht, maar dat weet ik er wel van, dat, wanneer dit eenmaal zal zijn geschiedt — en ik hoop dat dit niet zoo lang meer zal duren, — dat dan niet 1800 jaren behoefden te ver-loopen, alvorens de menschheid geleerd zal hebben, in vrede en vriendschap gelukkig onder elkander en met elkander te leven.”
.... „Tegen de stelling, dat het karakter der menschen het produkt van uitwendige inwerkingen is, heeft men voorts
7